De zaak in het kort
Deze zaak betreft een juridisch geschil over de verstrekking van gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van onroerende zaken in het kader van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ). De kern van het geschil is of de heffingsambtenaar verplicht is om, op verzoek, specifieke gegevens te verstrekken die hebben bijgedragen aan het bepalen van de WOZ-waarde. Deze gegevens omvatten onder andere grondstaffels, KOUDVL-correcties, indexeringspercentages en waarderingen van bijgebouwen. De zaak onderzoekt de reikwijdte van artikel 40(2) van de Wet WOZ, dat voorschrijft welke gegevens moeten worden verstrekt.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak wordt behandeld door het Parket bij de Hoge Raad. Het geschil betreft meerdere zaken die zijn samengevoegd voor het oordeel. De betrokken partijen strijden over de vraag of de heffingsambtenaar verplicht is om gegevens te verstrekken zoals grondstaffels, KOUDVL-correcties, en indexeringspercentages, die niet expliciet in het taxatieverslag zijn opgenomen maar wel zijn gebruikt bij de waardebepaling.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad, M.R.T. Pauwels, heeft een gemeenschappelijke bijlage opgesteld waarin de problematiek rond de verstrekking van WOZ-gegevens uitgebreid wordt besproken. De bijlage stelt dat de tekst, wetsgeschiedenis, en systematiek van artikel 40(2) Wet WOZ geen duidelijke aanknopingspunten bieden voor een ruime interpretatie die zou verplichten tot het verstrekken van alle gegevens die feitelijk verband houden met de vastgestelde waarde. De bijlage bespreekt ook de complexiteit van modelmatige waardebepalingen en de variëteit aan gebruikte modellen, wat de rechtsvorming op dit gebied bemoeilijkt.
De beslissing van de rechtbank.
De beslissing in deze zaak richt zich op het formuleren van een maatstaf voor welke gegevens onder artikel 40(2) Wet WOZ vallen. De conclusie is dat de huidige interpretatie van de Hoge Raad, die meer gegevens onder artikel 40(2) brengt dan alleen die in het taxatieverslag, moet worden heroverwogen. De procureur-generaal adviseert om terug te keren naar een striktere interpretatie waarbij alleen gegevens die in een modeltaxatieverslag zijn opgenomen, onder de verstrekkingseis vallen. Dit advies is ingegeven door de complexiteit en de potentiële uitvoeringsproblemen van een ruimere interpretatie, evenals de voortschrijdende ontwikkelingen in de regelgeving en de praktijk van WOZ-waarderingen.
Het advies bepleit een terughoudende benadering door de rechter en wijst op de voordelen van een gelaagde structuur van gegevensverstrekking, waarbij het taxatieverslag centraal staat. Ook wordt aanbevolen dat secundaire objectkenmerken, indien niet in het taxatieverslag opgenomen maar wel gebruikt bij de waardebepaling, ook verstrekt moeten worden. Het doel is om de rechtszekerheid te bevorderen en de uitvoerbaarheid voor gemeenten te waarborgen, terwijl tegelijkertijd de belanghebbenden voldoende in staat worden gesteld om de juistheid van de WOZ-waarde te controleren.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



