De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de uitleg van een kettingbeding in een notariële akte met betrekking tot het gebruik van parkeerplaatsen voor “emissie-loze voertuigen”. De eisers, [eiser] en [eiseres], willen duidelijkheid over of het toegestaan is om hybride auto’s, die in elektrische stand rijden, te beschouwen als emissie-loze voertuigen onder de voorwaarden van het kettingbeding. De gedaagden, omwonenden van het betreffende terrein, zijn van mening dat hybride auto’s niet als zodanig moeten worden beschouwd omdat ze ook een verbrandingsmotor hebben. De rechtbank moet beslissen of het kettingbeding zo kan worden geïnterpreteerd dat hybride voertuigen, wanneer gebruikt in de elektrische stand, voldoen aan de voorwaarden van het beding.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met de verkoop van een terrein door de gemeente Amsterdam aan Rock Projects B.V. In 2017 kreeg Rock Projects een omgevingsvergunning om het terrein te herontwikkelen tot een wooncomplex met tien woningen en vier parkeerplaatsen. De gedaagden, die in de nabijgelegen woningen wonen, maakten bezwaar tegen de vergunning vanwege overlast en lieten een bouwstop opleggen. Uiteindelijk werden afspraken gemaakt om de bouwstop op te heffen, die werden vastgelegd in een notariële akte met kettingbedingen. Een van de bedingen was dat de parkeerplaatsen alleen gebruikt mochten worden door emissie-loze voertuigen.
In 2019 kochten [eisers] een woning met een parkeerplaats op het terrein. De leveringsakte bevatte hetzelfde kettingbeding als de notariële akte. In 2024 stuurden de gedaagden aanmaningen naar de Vereniging van Eigenaars vanwege het gebruik van hybride auto’s op de parkeerplaatsen, wat volgens hen in strijd was met het kettingbeding. [eisers] verzocht de rechtbank om te verklaren dat hybride auto’s in elektrische stand wel toegestaan zijn onder het kettingbeding.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest beslissen of hybride voertuigen, wanneer ze in de elektrische stand rijden, ook onder het begrip “emissie-loze voertuigen” vallen zoals bedoeld in de notariële akte. De rechter stelde vast dat de akte bedoeld is om stank- en geluidsoverlast te minimaliseren in het dichtbebouwde gebied. Hoewel hybride voertuigen een verbrandingsmotor hebben, veroorzaken ze in elektrische stand geen uitstoot of geluidsoverlast, wat overeenkomt met de bedoeling van het beding.
De rechtbank oordeelde dat de uitleg van [eisers] over het begrip “emissie-loze voertuigen” juist was en dat het kettingbeding toestaat dat hybride auto’s in elektrische stand de parkeerplaatsen gebruiken. De rechtbank benadrukte dat de objectieve bedoeling van het beding, namelijk het voorkomen van overlast, doorslaggevend is en niet de persoonlijke interpretatie van de gedaagden.
De rechtbank verklaarde dat [eisers] het kettingbeding niet schendt wanneer ze een hybride auto in elektrische stand gebruiken op het binnenterrein. Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van [eisers], waaronder dagvaardingskosten, griffierechten en advocaatkosten, met een totale som van € 2.133,91. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.
Met deze beslissing heeft de rechtbank een precedent geschapen voor de interpretatie van kettingbedingen met betrekking tot milieu-eisen in notariële aktes, vooral in stedelijke gebieden waar het belang van het minimaliseren van overlast groot is. De uitspraak benadrukt de noodzaak om dergelijke bedingen in een bredere maatschappelijke context te interpreteren, waarbij rekening wordt gehouden met de technologische en ecologische ontwikkelingen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



