De zaak in het kort
In deze zaak heeft de gedaagde een bouwvergunning verkregen om haar garage, gelegen in de tuin van de eisers, om te bouwen tot een tiny house. Dit tiny house zou een deur en een raam bevatten die uitkomen op de tuin van de eisers, wat zij willen voorkomen. De eisers hebben daarom een bouwverbod gevorderd, met het argument dat een bouwvergunning geen bevoegdheid biedt om inbreuk te maken op burenrechten. De voorzieningenrechter heeft het gevorderde bouwverbod beperkt toegewezen, omdat de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat er toestemming is verkregen van de betrokken eigenaren voor haar bouwplannen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding, waarbij de eisers verschillende producties indienden. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2025 vond een uitgebreide bespreking plaats van de argumenten en bewijzen van beide partijen. De eisers zijn sinds mei 2024 eigenaar van een appartementsrecht met exclusief gebruik van de tuin. De gedaagde bezit een garage op een stuk grond dat grenst aan deze tuin. Zij heeft in december 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd en gekregen voor de verbouwing van de garage tot een tiny house. De gemeente verleende deze vergunning in februari 2024, met de kanttekening dat rechten van derden in de weg kunnen staan aan het gebruik van de vergunning.
De eisers hebben met de gedaagde contact gehad over de bouwplannen en gevraagd om bevestiging dat er geen inbreuk zou worden gemaakt op hun tuin. De gedaagde weigerde deze bevestiging te geven. De gemeente heeft een verzoek van de eisers om de vergunning in te trekken afgewezen, waarop zij bezwaar hebben aangetekend.
De beslissing van de rechtbank
De voorzieningenrechter moest beoordelen of de vorderingen van de eisers in een bodemprocedure kans van slagen hebben en of er een spoedeisend belang is. De rechter oordeelde dat de eisers ontvankelijk zijn in hun vorderingen, ondanks het verweer van de gedaagde dat de tuin eigendom is van de VvE. De eisers hebben immers een exclusief gebruiksrecht van de tuin.
De gedaagde stelde dat zij toestemming had van de rechtsvoorganger van de eisers en andere bewoners voor haar bouwplannen, maar de rechter vond deze beweringen onvoldoende onderbouwd. De toestemming die de gedaagde aan de gemeente had overlegd, bleek afkomstig van huurders die niet bevoegd waren om toestemming te geven. Hierdoor had de gedaagde geen geldig privaatrechtelijk recht om de bouwplannen uit te voeren.
De voorzieningenrechter verbood de gedaagde om bouwwerkzaamheden uit te voeren die inbreuk maken op de civiele burenrechten van de eisers. Dit omvatte specifiek de bouw van een deur naar de strook grond, de overbouw en een raam met zicht op de tuin. Aan het verbod werd een dwangsom verbonden om naleving te stimuleren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eisers.
Tot slot merkte de voorzieningenrechter op dat een omgevingsvergunning geen legitimatie biedt voor inbreuk op civiele rechten van derden, ondanks de verleende vergunning door de gemeente. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees andere vorderingen af.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




