De zaak in het kort
In een hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam wordt een geschil behandeld over de interpretatie van een bepaling in een splitsingsreglement. Deze bepaling stelt dat een privé-gedeelte van een woning bestemd is voor particulier woongebruik door de tot gebruik gerechtigden met hun eventuele gezin. In het geding staat de vraag of het verhuren van een appartement aan een woongroep, bestaande uit vier huurders die geen gezin vormen, in strijd is met deze bepaling. Daarnaast wordt er gedebatteerd over de bevoegdheid van de vergadering van eigenaars om een boete op te leggen bij overtreding van de splitsingsakte of het splitsingsreglement. Het hof oordeelt dat de verhuur aan een woongroep inderdaad in strijd is met de bedoeling van de bepaling in de splitsingsakte. Ook bevestigt het hof dat de vergadering van eigenaars bevoegd is een boete op te leggen.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon bij de rechtbank Amsterdam, waar [appellante] in conventie vorderde dat de verhuur aan een woongroep geen strijd opleverde met de splitsingsakte en het splitsingsreglement. Daarnaast vroeg [appellante] om het boetebesluit van de VvE, waarin een boete van € 1.000,00 werd opgelegd voor het verhuren aan vier huurders die geen gezin vormen, nietig te verklaren. De VvE had in reconventie gevorderd dat [appellante] de boete zou betalen en dat er een dwangsom zou worden opgelegd voor elke dag dat [appellante] in strijd handelde met de splitsingsakte.
De rechtbank oordeelde dat de appartementen in het flatgebouw slechts door één gezin bewoond mogen worden en verwierp de verklaringen voor recht van [appellante] over de verhuur aan de woongroep. Het boetebesluit werd echter nietig verklaard omdat de rechtbank vond dat de VvE geen uitdrukkelijke grondslag had om een boete op te leggen. De rechtbank wees ook de vordering voor een dwangsom af, omdat er geen aanleiding was te veronderstellen dat [appellante] zich niet aan de regels zou houden.
In hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam voerde [appellante] aan dat de splitsingsstukken zo moesten worden uitgelegd dat de verhuur aan een woongroep was toegestaan. De VvE stelde dat de splitsingsstukken alleen bewoning door één gezin toestonden en dat de boete terecht was opgelegd.
De beslissing van de rechtbank
Het hof bevestigt de uitleg van de VvE dat de splitsingsakte en het splitsingsreglement slechts bewoning door één gezin toestaan. Het hof stelt dat de splitsingsstukken objectief moeten worden uitgelegd, waarbij de bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan, moet worden bekeken aan de hand van de inhoud van de akte. De vermelding in de splitsingsakte dat de woningen voor één gezin zijn bestemd, wordt als doorslaggevend gezien.
Daarnaast oordeelt het hof dat de vergadering van eigenaars bevoegd is om een boete op te leggen bij overtreding van de splitsingsakte. De zinsnede in het splitsingsreglement die de maximumboete bepaalt, doet geen afbreuk aan de bevoegdheid om een boete op te leggen. Het hof vernietigt daarom het eerdere vonnis van de rechtbank voor zover het de nietigheid van het boetebesluit betreft en veroordeelt [appellante] tot betaling van de boete van € 1.000,00.
De vordering van de VvE voor een dwangsom wordt afgewezen, aangezien [appellante] heeft verklaard zich aan de uitspraak en de splitsingsstukken te zullen houden. Het hof ziet geen noodzaak voor een dwangsom, mede omdat de VvE al een boete kan opleggen bij overtreding van de regels.
Tot slot wordt [appellante] veroordeeld in de proceskosten bij de rechtbank in conventie en in het principaal hoger beroep. De proceskosten in reconventie en in het incidenteel hoger beroep worden gecompenseerd, omdat het incidenteel hoger beroep van de VvE slechts deels slaagt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor het overige.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



