De zaak in het kort
In deze zaak beoordeelt het Gerechtshof Amsterdam of de verhuur van een appartement aan een woongroep van vier personen, die geen familie of gezin vormen, in strijd is met de bepalingen van de splitsingsakte van een Vereniging van Eigenaars (VvE). Het hof oordeelt dat dit inderdaad het geval is, omdat de splitsingsakte voorschrijft dat de appartementen bedoeld zijn voor particulier woongebruik door een gezin. Daarnaast wordt geoordeeld dat de VvE bevoegd is om een boete op te leggen bij overtreding van de splitsingsakte of het splitsingsreglement.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begint met een hoger beroep dat [appellante] instelt tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [appellante] had zijn appartement verhuurd aan vier studenten die geen familie van elkaar zijn. De VvE legde een boete van € 1.000 op voor deze verhuur, omdat het in strijd zou zijn met de splitsingsakte en het splitsingsreglement. De rechtbank oordeelde eerder dat de appartementen alleen bewoond mogen worden door een gezin en verklaarde het boetebesluit nietig, omdat er volgens de rechtbank geen grondslag was voor het opleggen van boetes.
De VvE is de vereniging van eigenaars van een flatgebouw in [plaats]. De splitsingsakte dateert van 1978, en daarin staat dat ieder appartement uitsluitend mag worden gebruikt door één gezin. [appellante] had zijn appartement sinds 2017 aan verschillende groepen verhuurd, waaronder de vier studenten van 2018 tot 2020.
Tijdens de procedure in hoger beroep voerde [appellante] aan dat het toegestaan zou moeten zijn om het appartement te verhuren aan een groep mensen die samen een sociale eenheid vormen, ook als zij geen gezin zijn. De VvE stelde dat de splitsingsakte duidelijk is en dat de appartementen enkel voor bewoning door een gezin bedoeld zijn.
De beslissing van de rechtbank
Het hof bevestigt de uitleg van de splitsingsakte zoals door de rechtbank gegeven. Volgens het hof moeten de appartementen in het flatgebouw inderdaad bewoond worden door een gezin, en niet door een woongroep van niet-verwante personen. Het hof stelt dat de bestemmingsbepaling in de splitsingsakte en het splitsingsreglement duidelijk is en dat het begrip ‘gezin’ niet kan worden opgerekt tot een groep vrienden of studenten. Het hof verwerpt dan ook de stellingen van [appellante].
Daarnaast oordeelt het hof dat de vergadering van eigenaars wel degelijk bevoegd is om een boete op te leggen bij overtreding van de splitsingsakte. Het hof wijst erop dat de zinsnede in het splitsingsreglement, die de maximaal op te leggen boete vastlegt, niet betekent dat geen boete opgelegd kan worden. De boete van € 1.000 wordt daarom in stand gelaten.
De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat de vergadering van eigenaars geen boete kon opleggen, maar het hof vernietigt dit deel van het vonnis. De VvE mag op basis van artikel 27 van het splitsingsreglement boetes opleggen als de regels worden overtreden.
Wat betreft de proceskosten bepaalt het hof dat [appellante] de kosten van de VvE moet vergoeden, zowel voor de procedure bij de rechtbank als in hoger beroep, omdat zijn vorderingen grotendeels zijn afgewezen. De kosten in incidenteel hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien de VvE slechts deels in het gelijk is gesteld.
In deze zaak wordt duidelijk dat de bepalingen van een splitsingsakte strikt worden geïnterpreteerd en dat de bestemming van appartementen als “woning voor één gezin” serieus wordt genomen. Verhuur aan woongroepen die geen gezinsverband vormen, is daarmee in strijd, en overtreding hiervan kan financiële consequenties hebben in de vorm van boetes. Het hof benadrukt het belang van rechtszekerheid en de objectieve uitleg van de splitsingsakte, waarbij de oorspronkelijke bedoeling van de opstellers centraal staat.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



