VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:RBDHA:2025:18851 beroep kennelijk ongegrond in bestuursrechtelijke procedure

by VvERechstpraak.nl
01/11/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over een beroep dat kennelijk ongegrond werd bevonden. De eiser, handelend op persoonlijke titel, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van de eiser tegen de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een projectcontainer. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen belanghebbende was in deze kwestie, aangezien hij onvoldoende persoonlijk belang had bij het besluit.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:RBMNE:2025:5744 conflict over kosten en installatie op VvE-dak

Samenvatting ontbreekt

ECLI:NL:RBROT:2025:12861 afwijzing vordering herstel gebreken verhuurde woning

Het verloop van het proces en de feiten

Op 25 maart 2025 had het college van Den Haag een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een projectcontainer voor een periode van vier jaar en acht maanden op een locatie in Den Haag. De eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 2 september 2025 niet-ontvankelijk verklaard door het college. De eiser ging in beroep tegen deze beslissing.

De eiser betoogde dat de projectcontainer in zijn directe leefomgeving werd geplaatst en dat hij dagelijks langs deze locatie kwam. Hij vreesde negatieve effecten op de verkeersveiligheid en ongewenste precedentwerking. Bovendien stelde hij dat hij inmiddels beschikte over een machtiging om namens de vereniging van eigenaren (vve) bezwaar te maken.

Het college had de niet-ontvankelijkverklaring gebaseerd op het feit dat de eiser op aanzienlijke afstand van de projectcontainer woonde en daar vanuit zijn woning geen zicht op had. Het college vond dat de eiser geen gevolgen van enige betekenis ondervond van de projectcontainer en dus geen belanghebbende was. Daarnaast had de eiser geen stukken overlegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de vve bezwaar te maken.

De beslissing van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de eiser uitsluitend op persoonlijke titel beroep had ingesteld en niet mede namens de vve. Dit bleek uit het formulier waarmee hij beroep had ingesteld en de ingediende beroepsgronden. Omdat de vve geen partij was in deze procedure, ging de rechtbank voorbij aan het betoog van eiser dat het bezwaar van de vve ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.

Volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een belanghebbende een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang hebben. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet rechtstreeks werd geraakt door het besluit over de projectcontainer. Ondanks dat de eiser in dezelfde buurt woonde, bevond de projectcontainer zich op aanzienlijke afstand van zijn woning. De rechtbank vond dat het zien van de projectcontainer tijdens het passeren te voet of per fiets niet voldoende was om een persoonlijk belang aan te tonen. De eiser onderscheidde zich hiermee onvoldoende van anderen die eveneens langs de container passeerden.

Op basis hiervan oordeelde de rechtbank dat het college terecht had vastgesteld dat de eiser geen belanghebbende was en het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van de eiser werd daarom ongegrond verklaard en het bestreden besluit bleef in stand. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

ADVERTISEMENT

De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter in aanwezigheid van griffier M.J. Bronsveld en werd op 15 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken. Partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken in verzet te gaan tegen de uitspraak, mochten zij het er niet mee eens zijn.

Lees de originele uitspraak hier.

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:RBMNE:2025:5363 WOZ-waarde appartement Midden-Nederland bevestigd

Next Post

ECLI:NL:RBMNE:2025:5393 rechtbank handhaaft WOZ-waarde van €296.000

Gerelateerde uitspraken>>>

Vervangende machtiging

ECLI:NL:RBMNE:2025:5744 conflict over kosten en installatie op VvE-dak

09/11/2025
Vervangende machtiging

Samenvatting ontbreekt

09/11/2025
Vervangende machtiging

ECLI:NL:RBROT:2025:12861 afwijzing vordering herstel gebreken verhuurde woning

08/11/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Nederlandvve

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.