De zaak in het kort
De rechtbank Midden-Nederland heeft geoordeeld over een geschil tussen [eiser sub 1] c.s. en de Vereniging van Eigenaars (VvE) betreffende de exclusieve ingebruikgeving van gemeenschappelijke grond voor de plaatsing van buitenunits van warmtepompen. Het besluit van de VvE om locaties voor deze buitenunits vast te stellen werd door de kantonrechter nietig verklaard omdat het in strijd is met de wet en de splitsingsakte. Het besluit verleende exclusief gebruiksrecht aan individuele eigenaars, wat een wijziging van de goederenrechtelijke situatie vereist, waarvoor een wijziging van de splitsingsakte noodzakelijk is.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met het indienen van een verzoekschrift door [eiser sub 1] c.s., vertegenwoordigd door Stichting Achmea Rechtsbijstand, tegen de VvE, vertegenwoordigd door mr. S.P. van Esterik. Het verzoekschrift bevatte 13 producties en werd gevolgd door een verweerschrift van de VvE met 5 bijlagen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2025 waren vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig.
[eiser sub 1] c.s. is eigenaar van een appartementsrecht in een gebouw dat deel uitmaakt van een complex dat bij splitsingsakten in meerdere appartementsrechten is verdeeld. De algemene ledenvergadering van de VvE had op 22 februari 2025 besloten over de locatiebepaling van warmtepomp-buitenunits. [eiser sub 1] c.s. was tegen dit besluit, omdat het toestond dat privé-eigendom van leden op gemeenschappelijk terrein werd geplaatst, wat volgens hen een daad van beschikking is en een wijziging van de splitsingsakte vereist.
De VvE voerde verweer en stelde dat de ingebruikgeving van gemeenschappelijke grond voor de buitenunits geen wijziging van de eigendomsverhouding binnen de VvE teweegbracht, omdat het gemeenschappelijk gebruik betrof.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de rechtbank bevoegd was om over zowel de nietigheid als de vernietigbaarheid van het besluit te oordelen, gezien de samenhang van de feiten en de proceseconomische overwegingen. Het verzoekschrift van [eiser sub 1] c.s. was bovendien tijdig ingediend, omdat het digitaal voor de uiterlijke datum was ingediend.
De kantonrechter stelde vast dat het besluit van de VvE niet voldeed aan de vereisten voor een beheersdaad, omdat het geen tijdelijk persoonlijk gebruiksrecht betrof en omdat het recht overdraagbaar was aan rechtsopvolgers. Dit betekende dat er sprake was van een daad van beschikking, waarvoor een wijziging van de splitsingsakte nodig is. Omdat het besluit niet unaniem was genomen en in strijd was met het modelreglement, was het besluit nietig.
De VvE werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eiser sub 1] c.s., totaal begroot op € 767,00. De kantonrechter wees het verzoek om uitsluiting van de proceskostenveroordeling af. Het besluit van de VvE werd nietig verklaard en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



