De zaak in het kort
In deze zaak huurt [eiser] een woning van [gedaagde]. De huurcommissie had eerder besloten de huurprijs tijdelijk te verlagen vanwege ernstige gebreken in de woning. [eiser] startte een kort geding om [gedaagde] te dwingen deze gebreken te herstellen. Echter, de vordering werd afgewezen omdat [gedaagde] de gebreken al had laten herstellen. De vordering van [eiser] zag niet op andere gebreken die een door [eiser] ingeschakelde deskundige op de dag van dagvaarding ontdekte.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding op 11 juli 2025, gevolgd door aanvullende producties en een eiswijziging van [eiser]. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2025 verscheen [gedaagde] aanvankelijk niet, maar zuiverde het verstek dezelfde dag. Een voortzetting van de mondelinge behandeling vond plaats op 19 augustus 2025.
Sinds 23 september 2021 huurt [eiser] de woning van [gedaagde]. Op 20 december 2023 verzocht [eiser] de huurcommissie om de huurprijs te verlagen vanwege onderhoudsgebreken. Op 4 maart 2024 bevestigde de huurcommissie de aanwezigheid van ernstige gebreken, met name een lekkage in de slaapkamer en een niet sluitende balkondeur. De huurprijs werd tijdelijk verlaagd vanaf 1 november 2023.
Na de uitspraak van de huurcommissie verzocht [eiser] [gedaagde] om de gebreken te herstellen en dreigde met een kort geding als dit niet binnen zeven dagen zou gebeuren. In opdracht van [eiser] voerde een deskundige een inspectie uit op 11 juli 2025, waarbij nog steeds problemen met lekkages en schimmel werden geconstateerd. [gedaagde] liet daaropvolgend de balkondeur en daknok repareren, en schimmel behandelen.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter beoordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had vanwege gezondheidsklachten als gevolg van de gebreken. Echter, de rechter stelde vast dat de gebreken genoemd in de uitspraak van de huurcommissie inmiddels waren hersteld door [gedaagde]. [eiser] had zijn vordering niet aangepast aan de nieuwe bevindingen van de deskundige, die wezen op andere gebreken dan die eerder door de huurcommissie waren vastgesteld.
Hoewel [eiser] betoogde dat verder herstel nodig was, bleek uit de stukken dat deze nieuwe gebreken niet waren opgenomen in de oorspronkelijke vordering. Bovendien was nader onderzoek noodzakelijk om de ernst van de nieuwe gebreken vast te stellen, en kon van [gedaagde] niet worden verwacht dat zij zonder meer opdracht zou geven voor kostbare reparaties zonder toestemming van de VvE.
De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en besloot dat beide partijen hun eigen proceskosten moesten dragen. Ondanks de afwijzing van de vorderingen, werd tijdens de mondelinge behandeling door [gedaagde] toegezegd dat er verder onderzoek zou plaatsvinden naar de door [persoon A] geconstateerde gebreken. De rechter vond het redelijk dat [gedaagde] voor de kosten van het kort geding moest opdraaien, aangezien zij pas na de dagvaarding de gebreken had laten herstellen. Hierdoor werden partijen over en weer als in het ongelijk gesteld beschouwd.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




