De zaak in het kort
De zaak betreft een geschil tussen LIDL Nederland GmbH en een huurder, [gedaagde], over de huur van een bedrijfsruimte. LIDL vordert de ontbinding van de huurovereenkomst vanwege vermeende tekortkomingen van de huurder, waaronder het niet betalen van de volledige huurprijs, het niet betalen van servicekosten en het niet stellen van een bankgarantie. Daarnaast wil LIDL de huurovereenkomst beëindigen voor dringend eigen gebruik om hun supermarkt uit te breiden. De kantonrechter beoordeelt de vorderingen van LIDL en het verweer van [gedaagde], en neemt een beslissing over de voortzetting van de huurovereenkomst.
Het verloop van het proces en de feiten
[gedaagde] huurt sinds 2010 een bedrijfsruimte waarin hij een bakkerij exploiteert. De huurovereenkomst is diverse keren verlengd. In 2015 werd een nieuwe huurovereenkomst gesloten voor een lagere huurprijs. [gedaagde] heeft in 2022 moeten investeren in de bedrijfsruimte vanwege wijzigingen die LIDL heeft doorgevoerd. Er bestaat onenigheid over de indexering van de huurprijs en de betaling van servicekosten. LIDL heeft de huurovereenkomst opgezegd per 31 oktober 2025 en vordert ontbinding op grond van betalingsachterstanden en het niet stellen van een bankgarantie.
Tijdens het proces legt LIDL uit dat vanwege schaalvergroting en nieuwe normen in de supermarktbranche zij de ruimte dringend nodig hebben voor eigen gebruik. [gedaagde] voert echter aan dat de huurovereenkomst en de investeringen die hij gedaan heeft, zijn bakkerij essentieel maken voor zijn inkomen en dat van zijn werknemers. Hij stelt dat de beëindiging van de huurovereenkomst zijn bedrijf en persoonlijke financiële situatie ernstig zou schaden.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelt dat de tekortkomingen in de betaling van huur en servicekosten niet ernstig genoeg zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De onduidelijkheden in de communicatie van de vorige verhuurder [naam 3] hebben bijgedragen aan de betalingsachterstanden, waardoor de kantonrechter de situatie niet ernstig genoeg acht om de huurovereenkomst te ontbinden.
Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat LIDL onvoldoende heeft aangetoond dat het gehuurde dringend nodig is voor eigen gebruik. De vermeende schaalvergroting en nieuwe normen zijn onvoldoende onderbouwd om te concluderen dat LIDL een wezenlijk belang heeft bij beëindiging van de huurovereenkomst. Bij de belangenafweging acht de kantonrechter het belang van [gedaagde] om de huurovereenkomst voort te zetten, zwaarder wegen dan het belang van LIDL om de huurovereenkomst te beëindigen.
De vordering van LIDL tot beëindiging van de huurovereenkomst wordt afgewezen, en de bestaande huurovereenkomst wordt verlengd voor vijf jaar. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten, maar de gevorderde contractuele boete wordt gematigd tot de wettelijke handelsrente. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



