De zaak in het kort
Op 4 maart 2022 passeerde een notaris een leveringsakte voor een appartement in Den Haag. Deze levering was onderdeel van een transactie waarbij onenigheid bestond tussen de verkoper en de beheerder van het gebouw, hierna aangeduid als klaagster, over schade aan het pand. Er was een depotovereenkomst opgesteld om een deel van de verkoopopbrengst in depot te houden, in afwachting van een oplossing voor het geschil. Klaagster diende twee klachten in tegen de notaris: ten eerste dat de leveringsakte werd gepasseerd terwijl er nog geen volledige overeenstemming over de depotovereenkomst was, en ten tweede dat de notaris partijdig zou hebben gehandeld. Het gerechtshof Amsterdam heeft deze klachten ongegrond verklaard.
Het verloop van het proces en de feiten
In 2022 ontving de notaris de opdracht voor de levering van het appartement, die gepland stond op 28 februari. Kort voor de geplande levering ontstond er een conflict tussen klaagster en de verkoper over schade aan het gebouw. Klaagster claimde dat deze schade was veroorzaakt door de verkoper. Op verzoek van beide partijen werd een depotovereenkomst opgesteld, waarin was overeengekomen dat de notaris een bedrag van de verkoopopbrengst onder zich zou houden.
De depotovereenkomst werd op 3 maart 2022 in concept naar beide partijen gestuurd. Op voorstel van klaagster werd het depotbedrag verhoogd van €5.685 naar €8.500, wat door de verkoper werd geaccepteerd. Er was echter onenigheid over een artikel in de overeenkomst dat bepaalde dat het depotbedrag na een jaar aan de verkoper zou worden uitgekeerd als er geen gerechtelijke procedure zou worden gestart.
Op de dag van de levering, 4 maart 2022, gaf klaagster gemengde signalen over haar akkoord met de depotovereenkomst. In een e-mail om 14.02 uur gaf klaagster aan akkoord te gaan met het depotbedrag, maar om 14.42 uur stuurde zij een bericht met bezwaren tegen een bepaling in de overeenkomst. Tussen deze tijdstippen werd de leveringsakte gepasseerd.
Klaagster diende een klacht in bij de kamer voor het notariaat, die de klacht niet-ontvankelijk verklaarde omdat er geen machtiging was overgelegd. Hiertegen ging klaagster in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de klachten van klaagster ongegrond waren. Wat betreft de eerste klacht, dat de notaris de leveringsakte had gepasseerd zonder volledige overeenstemming over de depotovereenkomst, stelde het hof vast dat de notaris redelijkerwijs mocht vertrouwen op de akkoordverklaring van klaagster om 14.02 uur. Bovendien had de leverancier het recht om te eisen dat de levering zou doorgaan, aangezien hij buiten het conflict tussen klaagster en de verkoper stond. De notaris had geen toezegging gedaan dat de levering zou worden uitgesteld als de depotovereenkomst niet volledig ondertekend was.
Met betrekking tot de tweede klacht, dat de notaris partijdig zou hebben gehandeld, oordeelde het hof dat de notaris juist een oplossing had gezocht die beide partijen de kans gaf hun geschil op te lossen. De door de notaris opgestelde depotovereenkomst bevoordeelde geen van beide partijen oneerlijk, en de notaris had op verzoek van klaagster een hoger depotbedrag opgenomen. Het hof zag geen aanwijzingen voor partijdigheid of onzorgvuldigheid van de kant van de notaris.
Het gerechtshof vernietigde de eerdere beslissing van de kamer en verklaarde de klacht tegen de notaris ongegrond. Deze beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




