De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of Stichting Ymere, de eigenaar van appartementen boven een restaurant, aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door lekkages in het restaurant. De huurder van het restaurant, aangeduid als [appellant], heeft Ymere aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor schade door zes lekkages die zich tussen januari 2018 en juli 2020 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft echter slechts een deel van de schadevergoeding toegewezen, waarop [appellant] in hoger beroep is gegaan.
Het verloop van het proces en de feiten
[Appellant] huurt een bedrijfsruimte in [plaats] waar hij een restaurant runt. Boven het restaurant bevinden zich drie appartementen die eigendom zijn van Ymere en zijn verhuurd aan derden. Het hele complex behoort tot een Vereniging van Eigenaars (VvE). In de periode tussen januari 2018 en juli 2020 vonden in het restaurant zes lekkages plaats, waarvan [appellant] stelt dat deze voortkwamen uit de bovengelegen appartementen.
De lekkages werden telkens gemeld aan de verhuurder van het restaurant, die deze doorgaf aan de VvE en uiteindelijk aan Ymere. Verschillende onderzoeken werden uitgevoerd om de oorzaken van de lekkages te achterhalen. Uit rapportages bleek dat sommige lekkages het gevolg waren van gebreken in het appartement boven het restaurant, zoals een defecte doucheput of een gescheurde afvoer. Voor andere lekkages werd geen duidelijke oorzaak in verband met de appartementen vastgesteld, zoals die van 9 januari 2018, waarvan een rapport onvoldoende bewijs leverde voor een verband met Ymere.
[Appellant] eiste in de rechtbank dat Ymere zou worden veroordeeld tot een schadevergoeding van € 59.293,20 of subsidiair € 32.650,50, met rente, wegens de schade veroorzaakt door de lekkages. De rechtbank kende echter slechts € 4.200,- toe voor de lekkages van december 2018, veroorzaakt door een gebrekkige doucheput, en wees de overige schadeverzoeken af.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof heeft de zaak in hoger beroep behandeld. Ymere stelde dat de appeldagvaarding nietig was vanwege een fout in de datum, maar het hof verwierp dit verweer omdat de fout de belangen van Ymere niet onredelijk schaadde. Vervolgens oordeelde het hof dat Ymere niet aansprakelijk was voor drie van de zes lekkages. Voor de lekkages van januari 2018, maart 2018 en mei 2018 kon de aansprakelijkheid van Ymere niet worden vastgesteld, omdat er geen voldoende bewijsmateriaal was dat de lekkages te wijten waren aan gebreken in de appartementen.
Het hof bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat Ymere alleen verantwoordelijk hield voor de lekkages van december 2018, en wees de overige vorderingen van [appellant] af. Ook de door [appellant] ingediende eiswijziging om Ymere te verplichten tot herstelwerkzaamheden in de appartementen werd afgewezen, omdat de vorderingen te onbepaald waren of een duidelijke juridische grondslag ontbrak.
Het hof oordeelde dat de schadevergoeding die de rechtbank had vastgesteld redelijk was en zag geen aanleiding om het bedrag te verhogen op basis van de door [appellant] aangevoerde nieuwe argumenten en bewijsmateriaal. De kosten voor het hoger beroep werden ten laste van [appellant] gebracht, aangezien hij in het ongelijk was gesteld.
Deze zaak benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheidskwesties rond gebrekkige opstallen en de noodzaak van gedetailleerd en overtuigend bewijs om schadevergoedingen te kunnen vorderen. Het hof bevestigde dat zonder voldoende bewijs, zoals duidelijke rapporten die oorzakelijke verbanden tussen gebreken en schade aantonen, een vordering op grond van artikel 6:174 BW moeilijk te realiseren is.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.