De zaak in het kort
De rechtbank heeft zich in deze zaak beziggehouden met een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en een bouwbedrijf, [geïntimeerde] B.V., dat verantwoordelijk was voor de renovatie en uitbreiding van een hotelcomplex. De VvE heeft [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor gebreken aan de vlonderplanken die zijn aangebracht op de gemeenschappelijke delen van het complex. De kern van het geschil betrof de vraag of de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] van toepassing waren op de overeenkomst met de VvE, en of [geïntimeerde] aansprakelijk was voor de kosten van vervanging en reparatie van de vlonderplanken.
Het verloop van het proces en de feiten
Het geschil ontstond nadat de vlonderplanken, aangebracht door [geïntimeerde], binnen enkele jaren na de oplevering gebreken vertoonden, zoals kromtrekken en scheuren. Na een mislukte poging tot reparatie door [geïntimeerde] in 2019, schakelde de VvE een externe partij, Buro Ton Hol, in om de situatie te beoordelen. Uit hun rapport bleek dat de montagevoorschriften van de leverancier Duowood niet waren gevolgd, wat leidde tot spanningen en schade aan de vlonderplanken.
Toen [geïntimeerde] weigerde verdere reparaties uit te voeren, werd een tweede deskundige, Abricon, ingeschakeld. Hun bevindingen ondersteunden de eerdere conclusie dat de vlonderplanken niet conform de voorschriften waren gelegd en dat de gebruikte semi massieve composietplanken ongeschikt waren voor de locatie. Abricon adviseerde volledige vervanging van de vlonderplanken en de onderconstructie door massieve delen.
De VvE startte een rechtszaak waarin zij [geïntimeerde] aansprakelijk stelde voor de kosten van vervanging en reparatie. De rechtbank van Noord-Holland oordeelde echter dat de VvE te laat had gereageerd op de gebreken vanwege een vervaltermijn in de algemene voorwaarden. Dit leidde ertoe dat de VvE in eerste aanleg niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen.
In hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam bracht de VvE nieuwe argumenten naar voren. Ze betoogde dat de algemene voorwaarden nooit van toepassing waren verklaard of ter hand gesteld, waardoor het vervalbeding niet geldig was. Bovendien stelde de VvE dat [geïntimeerde] niet had voldaan aan de installatievoorschriften, wat als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moest worden gezien.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof oordeelde dat [geïntimeerde] niet voldoende had aangetoond dat de algemene voorwaarden van toepassing waren op de overeenkomst met de VvE. Hierdoor kon het vervalbeding niet worden ingeroepen tegen de VvE, en was de VvE wel ontvankelijk in haar vorderingen. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] in verzuim was geraakt nadat zij in 2020 had geweigerd verdere reparaties uit te voeren, en dat de VvE gerechtigd was geweest om vervangende schadevergoeding te vorderen.
Het hof veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling van vervangende schadevergoeding, berekend op € 71.336,81 inclusief btw, voor het vervangen van de vlonderplanken en de onderconstructie. Ook werden de kosten voor reparaties en expertises vergoed, terwijl de vordering voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van incassohandelingen. Ten slotte werd [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.
Deze uitspraak onderstreept het belang van het correct overeenkomen en toepassen van algemene voorwaarden, evenals het naleven van technische voorschriften bij bouwprojecten. Het gerechtshof benadrukte dat gebrekkige uitvoering van werkzaamheden en het niet correct communiceren van geldende voorwaarden kunnen leiden tot aanzienlijke aansprakelijkheid voor aannemers.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.