De zaak in het kort
In deze zaak ging het om de vraag of Consilium Total Installation Technology B.V. (Consilium) recht heeft op een hogere vergoeding dan de € 5.000,00 die de rechtbank eerder had toegewezen voor extra bouwwerkzaamheden die zij had uitgevoerd voor [geïntimeerde]. Consilium was van mening dat zij nog een bedrag van € 20.332,19 tegoed had voor het verrichte meerwerk, maar de rechtbank had geoordeeld dat de prijsafspraak onvoldoende duidelijk en eerlijk was, en daarom de vergoeding beperkt tot € 5.000,00.
Het verloop van het proces en de feiten
Consilium had oorspronkelijk werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw waar [geïntimeerde] eigenaar van een appartement was. Later had [geïntimeerde] Consilium gevraagd extra werk te verrichten aan haar appartement, waarvoor Consilium een offerte van € 1.872,48 had uitgebracht. Deze werkzaamheden waren uitgevoerd en betaald.
Tijdens het extra werk had Consilium op verzoek van [geïntimeerde] aanvullende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het maken van een inbouwkast en het leggen van parket. Consilium stuurde hiervoor een factuur van € 25.332,19. [geïntimeerde] weigerde deze te betalen, wat leidde tot de rechtszaak.
In eerste aanleg had de rechtbank geoordeeld dat de prijsafspraak niet transparant was en in strijd met de Europese Richtlijn 93/13/EG. Daarom werd de betalingsverplichting van [geïntimeerde] beperkt tot € 5.000,00. Consilium was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep, waarbij zij vernietiging van het vonnis en betaling van het volledige bedrag eiste.
In hoger beroep werden verschillende stukken ingediend, waaronder een memorie van antwoord en akten van beide partijen. Consilium hield vol dat [geïntimeerde] een hogere vergoeding verschuldigd was, terwijl [geïntimeerde] aandrong op bevestiging van het eerdere vonnis. Beide partijen boden bewijs aan voor hun stellingen.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Amsterdam beoordeelde de zaak en kwam tot de conclusie dat Consilium onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering boven de € 5.000,00. Het gerechtshof vond dat Consilium niet voldoende had aangetoond dat de extra werkzaamheden de gevraagde vergoeding rechtvaardigden. Consilium had zich voornamelijk gebaseerd op een zelf opgestelde ‘Project Summary’, waarvan [geïntimeerde] de juistheid had betwist. Daarnaast had [geïntimeerde] externe begrotingen overlegd die de waarde van de werkzaamheden lager inschatten, namelijk ongeveer € 5.000,00.
Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank dat het gevorderde bedrag niet toewijsbaar was boven de € 5.000,00. Consilium had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die een hogere vergoeding rechtvaardigden. Ook de overige grieven van Consilium werden verworpen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren of geen invloed hadden op de uitkomst dat het bedrag beperkt bleef tot € 5.000,00.
Het gerechtshof veroordeelde Consilium in de proceskosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 3.154,50, plus eventuele wettelijke rente als niet binnen veertien dagen na het arrest aan de kostenveroordeling werd voldaan. Hiermee bleef het eerder door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 5.000,00 dat [geïntimeerde] aan Consilium moest betalen, ongewijzigd.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.