De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om een opdrachtovereenkomst tussen [appellant] en MM Fibertech Telecom & Infra B.V. (MMF) voor de aanleg van een glasvezelnetwerk. [Appellant] heeft openstaande facturen die betaald moeten worden, terwijl MMF een schadevergoeding claimt vanwege tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter heeft MMF veroordeeld om twee van de drie openstaande facturen te betalen, terwijl de derde factuur werd afgewezen vanwege tekortkomingen van [appellant]. Daarnaast werd [appellant] veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan MMF. Het gerechtshof Amsterdam bekrachtigt deze uitspraak en legt tevens een sanctie op aan [appellant] voor het schenden van de waarheidsplicht, namelijk het veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg.
Het verloop van het proces en de feiten
[Appellant] is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van 1 december 2023, waarin de kantonrechter in Amsterdam MMF had veroordeeld tot het betalen van € 6.283,- aan [appellant] voor openstaande facturen en € 689,15 voor buitengerechtelijke incassokosten, maar ook een deel van de tegenvordering van MMF had toegewezen. MMF heeft werk uitgevoerd voor de aanleg van glasvezelkabels voor KPN N.V., waarbij [appellant] als onderaannemer een technische schouw moest uitvoeren en plaatsingsdocumenten moest opstellen. Er waren echter diverse klachten over de kwaliteit en volledigheid van de door [appellant] aangeleverde documenten, wat leidde tot geschillen over betalingen en de correcte uitvoering van werkzaamheden.
Tijdens het proces stelde [appellant] dat de schouwwerkzaamheden geen specifieke kwaliteitseisen hadden en dat MMF haar werkzaamheden had gecontroleerd en goedgekeurd, waardoor zij op correcte uitvoering mocht vertrouwen. MMF had echter gemotiveerd aangevoerd dat er sprake was van gebrekkige uitvoering en dat diverse documenten niet aan de vereisten voldeden. Het hof achtte de gemotiveerde betwisting door [appellant] onvoldoende en oordeelde dat het uitvoeren van schouwwerkzaamheden en het opstellen van plaatsingsdocumenten wel degelijk onder de opdrachtovereenkomst vielen.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de kantonrechter grotendeels bekrachtigd. Het hof oordeelde dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de opdrachtovereenkomst door gebrekkige uitvoering van de schouwwerkzaamheden en dat het verzuim zonder ingebrekestelling was ingetreden. Het hof vond dat de tekortkomingen substantieel genoeg waren om de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen, specifiek voor het project in [plaats 4].
Daarnaast constateerde het hof dat [appellant] niet de volledige WhatsApp-correspondentie had overgelegd en hiermee de waarheidsplicht had geschonden. Het hof besloot daarom om [appellant] te veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg, een beslissing die de kantonrechter eerder had gecompenseerd. [Appellant] werd ook veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. In totaal werden de proceskosten voor de eerste aanleg vastgesteld op € 3.764,- en voor het hoger beroep op € 2.135,-. Het hof vond dat [appellant] onvoldoende gespecificeerd bewijs had aangeboden, waardoor het hof aan dit bewijsaanbod voorbijging.
Het hof stelde dat de kantonrechter op goede gronden de opdrachtovereenkomst gedeeltelijk had ontbonden en dat de tekortkoming van [appellant] voldoende was aangetoond. Ook de overige grieven van [appellant] werden afgewezen, omdat zij niet meer hadden ingebracht dan dat het oordeel van de kantonrechter onjuist zou zijn, wat volgens het hof niet volstond. Het hof maakte de overwegingen van de kantonrechter tot de zijne en concludeerde dat [appellant] terecht was veroordeeld voor de tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.