De zaak in het kort
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam een beroep behandeld dat was ingesteld door Advies B.V., hierna genoemd [appellant], tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had eerder een verzoek van [appellant] afgewezen om verschillende besluiten te vernietigen die door de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een pand aan de [straat] in [plaats] waren genomen. De kantonrechter had bepaald dat de besluiten van de VvE in stand konden blijven, en het hof heeft deze beslissing nu bekrachtigd.
Het verloop van het proces en de feiten
Het hoger beroep werd door [appellant] ingediend nadat de kantonrechter op 30 mei 2024 een beschikking had gegeven. Het beroep werd op 1 juli 2024 ontvangen, ondanks het feit dat de beroepstermijn op 30 juni 2024 was verstreken, omdat deze datum op een zondag viel. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2025 werden de standpunten van beide partijen door hun advocaten toegelicht.
De zaak draait om besluiten die tijdens vergaderingen van de VvE zijn genomen. Het pand omvat een benedenverdieping en vier bovenverdiepingen die zijn opgesplitst in vijf appartementsrechten. [appellant] is eigenaar van de begane grond, die als bedrijfsruimte wordt gebruikt. De VvE heeft onder andere besloten dat [appellant] verantwoordelijk blijft voor bepaalde kosten en dat de VvE geen verantwoordelijkheid draagt voor werkzaamheden die zonder hun opdracht zijn uitgevoerd.
Tijdens de VvE-vergadering op 21 december 2023 werden verschillende besluiten genomen, waaronder het besluit om een rekening van [bedrijf] niet te betalen voor uitgevoerde werkzaamheden, omdat de VvE daar geen opdracht voor had gegeven en de kwaliteit van het werk in twijfel werd getrokken. Ook werd besloten de jaarrekening niet goed te keuren en werd [appellant] niet gecompenseerd voor gederfde huurinkomsten.
De beslissing van de rechtbank
Het hof heeft de grieven van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter beoordeeld. Een belangrijk aspect was of de VvE in redelijkheid tot de genomen besluiten kon komen. Het hof concludeerde dat de VvE inderdaad in redelijkheid tot haar besluiten kon komen.
Ten aanzien van de lichtkoepel bleek dat deze niet in opdracht van de VvE was verwijderd. De VvE was dus niet aansprakelijk voor de kosten van het herstel. Ook was er geen akkoord van de VvE-voorzitter voor de offerte van [bedrijf] betreffende de lekkage, waardoor de VvE niet verplicht was de kosten te dragen.
Verder oordeelde het hof dat [appellant] geen recht had op vergoeding van gederfde huurinkomsten, omdat de VvE nooit had toegezegd deze te vergoeden. De VvE had enkel aangegeven over een eventuele vergoeding te willen nadenken als bewijs van schade werd geleverd, maar was niet verplicht genoegen te nemen met de door [appellant] verstrekte bewijsstukken.
De verdeelsleutel van de kosten, die door [appellant] werd betwist, was ook niet in strijd met redelijkheid en billijkheid. De VvE had rechtmatig besloten over de maandelijkse voorschotbijdragen, en de argumenten van [appellant] konden pas bij de uiteindelijke afrekening van de jaarrekening in aanmerking worden genomen.
Omdat geen van de grieven slaagde, bekrachtigde het hof de beschikking van de kantonrechter. [appellant] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, vastgesteld op € 798,- aan verschotten en € 2.428,- aan salaris, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van de beschikking. De uitspraak bevestigde dat de VvE rechtmatig had gehandeld en dat de beslissingen van de kantonrechter correct waren.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.