De zaak in het kort
De kern van de zaak betreft de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], en de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van de ouders. De rechtbank Amsterdam had eerder een beschikking gegeven over de kinderalimentatiebedragen en de verdeling van diverse eigendommen, waaronder woningen en bankrekeningen. Beide partijen, de man en de vrouw, hebben hoger beroep aangetekend tegen verschillende onderdelen van deze beschikking.
Het verloop van het proces en de feiten
De vrouw en de man zijn in 2000 gehuwd in Marokko en hebben vier kinderen, waarvan twee minderjarig zijn en bij de vrouw wonen. Na de echtscheiding, uitgesproken op 7 april 2023, ontstond er onenigheid over de kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank bepaalde een alimentatie van € 462,- per maand voor [kind 1] en € 425,- voor [kind 2]. Ook werd er een besluit genomen over de verdeling van woningen en bankrekeningen. De vrouw was het niet eens met de verdeling van de huuropbrengsten en de vaste lasten die zij had betaald. Ze vond dat de man haar verschuldigde bedragen moest terugbetalen. De man wilde op zijn beurt de kinderalimentatie verlagen en had interesse in de overname van twee woningen.
Tijdens het hoger beroep heeft het gerechtshof verschillende stukken van beide partijen ontvangen en zijn er zittingen gehouden waarin beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof was genoodzaakt om zich te buigen over de ingediende grieven van beide partijen en nieuwe beslissingen te nemen over de kinderalimentatie en de verdeling van de eigendommen.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk herzien. Met betrekking tot de kinderalimentatie heeft het hof de bijdrage voor [kind 2] vanaf 1 januari 2024 verlaagd tot € 389,- per maand en vanaf 1 januari 2025 tot € 414,- per maand, terwijl de alimentatie voor [kind 1] ongewijzigd bleef.
Wat de verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft, heeft het hof bepaald dat de woning aan de [A-straat] aan een derde verkocht moet worden, onder de voorwaarde dat de vrouw eerst moet verhuizen naar de woning aan de [B-straat], die aan haar wordt toegedeeld tegen de getaxeerde waarde van € 365.000,-, onder voorwaarde van hypotheekovername. De man moet de vrouw een bedrag van € 5.270,- betalen voor woonlasten van de woning [A-straat] en de helft van de netto verhuuropbrengsten van de woning [B-straat] vanaf 1 juni 2023, wat neerkomt op € 557,68 per maand. Daarnaast moet de man bedragen van € 7.650,- en € 3.125,- aan de vrouw betalen in verband met bankopnames.
De vrouw moet de man een bedrag van € 939,94 betalen, als de helft van de netto huuropbrengst van de woning in Frankrijk over een bepaalde periode. De verkoop van deze woning moet plaatsvinden via de door de man voorgestelde makelaar.
De beslissingen van de rechtbank over de erfenis van de vader van de vrouw en de bankrekening in Marokko werden bekrachtigd; de vrouw moet de man inzage geven in haar aandeel in de erfenis en de man hoeft de vrouw niet te vergoeden voor de bankrekening.
Het hof heeft ook bepaald dat er geen verplichting is voor de vrouw om terug te betalen aan de man voor reeds betaalde kinderalimentatiebedragen die hoger waren dan het hof nu heeft vastgesteld, gezien het feit dat deze waarschijnlijk al aan de kinderen zijn besteed.
Met deze uitspraak heeft het gerechtshof geprobeerd om de complexe financiële afwikkeling en de belangen van de kinderen op een eerlijke wijze te behartigen en een einde te maken aan de juridische strijd tussen de ex-partners. De uitspraak moet ervoor zorgen dat beide partijen hun leven na de scheiding zo goed mogelijk kunnen voortzetten, met een eerlijke verdeling van lasten en verantwoordelijkheden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




