De zaak in het kort
In de onderhavige zaak, behandeld door het gerechtshof Amsterdam, draait het om een vordering met betrekking tot de verkoop van een appartement in Amsterdam door een gevolmachtigde kleinzoon. De grootouders, de oorspronkelijke eigenaren, hadden hun kleinzoon gemachtigd om hun appartement te verkopen. Er ontstond echter een geschil over de verkoopprijs en de wijze waarop de verkoop was verlopen. De grootouders stelden dat het appartement voor een te laag bedrag was verkocht en vorderden een schadevergoeding van de gevolmachtigde kleinzoon. Het hof wees deze vordering echter af wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband en de gestelde schade.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een deelarrest op 22 april 2025, waarin het hof besloot dat er meer informatie nodig was over de verkoop van het appartement. De zaak werd verwezen naar de rol voor een aktewisseling, gevolgd door een mondelinge behandeling. Tijdens het hoger beroep werden meerdere stukken ingediend, waaronder aktes en producties door beide partijen.
De grootouders, aangeduid als [appellanten], woonden oorspronkelijk in Amsterdam maar hadden inmiddels een nieuwe woning in [plaats 1] gekocht, die gefinancierd moest worden uit de verkoopopbrengst van het appartement. De kleinzoon, aangeduid als [geïntimeerde], vertegenwoordigde hen bij de verkoop en schakelde een makelaar in. De vraagprijs werd aanvankelijk vastgesteld op € 395.000, maar de woning werd uiteindelijk verkocht voor € 332.500.
[Appellanten] stelden dat zij niet goed geïnformeerd waren over het verkoopproces en dat de woning voor een te laag bedrag was verkocht. Zij baseerden hun vordering onder andere op de WOZ-waarde van het appartement, die € 418.000 bedroeg in 2020, en op het feit dat de woning kort na de verkoop voor een hogere prijs van € 433.000 werd doorverkocht. Bovendien wezen zij op stijgende woningprijzen in Amsterdam volgens NVM-transactiecijfers.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de persoon van de koper geen punt van discussie meer was, aangezien [naam 1] als enige koper in de aktes werd vermeld. De makelaar had de woning op Funda aangemeld met een woonoppervlakte van circa 46 m2 exclusief zolderkamer en dakterras. Er waren meerdere biedingen, waaronder een van € 300.012 dat als onrealistisch werd afgedaan. De vraagprijs werd uiteindelijk tweemaal verlaagd voordat de verkoop voor € 332.500 werd gesloten.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof concludeerde dat de woning voor een marktconforme prijs was verkocht, ondanks de aanvankelijk hogere vraagprijs en WOZ-waarde. Het hof merkte op dat de WOZ-waarde niet altijd overeenkomt met de marktwaarde en dat de staat van het appartement ten tijde van de verkoop van invloed was op de prijs. Na de verkoop werd de woning door de nieuwe eigenaar gerenoveerd, wat een hogere doorverkoopprijs verklaarde.
Het hof vond dat [appellanten] onvoldoende hadden onderbouwd dat zij, indien zij beter geïnformeerd waren geweest, niet met de prijsverlagingen zouden hebben ingestemd of dat de woning zonder deze verlagingen voor meer geld zou zijn verkocht. Aangezien [appellanten] al een nieuwe woning hadden gekocht die gefinancierd moest worden uit de verkoopopbrengst en zij geen overbruggingskrediet hadden afgesloten, moest de verkoop snel plaatsvinden. Dit was volgens hun eigen verklaring maar nipt gelukt.
Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat [geïntimeerde] opzettelijk een lagere opbrengst had nagestreefd of dat het gebrek aan informatievoorziening had geleid tot een lagere verkoopprijs. Hierdoor was de vordering van [appellanten] niet toewijsbaar. Het hof wees ook de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig had gehandeld af, omdat deze geen zelfstandig belang diende naast de afgewezen schadevorderingen.
Wat betreft de proceskosten veroordeelde het hof [geïntimeerde] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Het hof zag geen reden om de kosten te compenseren ondanks de familiebanden tussen de partijen. De kosten van beide instanties werden ten laste van [geïntimeerde] gebracht, met uitzondering van nodeloos gemaakte kosten na het deelarrest. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd, ook als er nog hoger beroep tegen zou worden aangetekend.
In samenvatting, het hof wees de vordering van [appellanten] af vanwege onvoldoende onderbouwing en wees erop dat de verkoop van het appartement onder de gegeven omstandigheden marktconform was. De proceskosten kwamen voor rekening van [geïntimeerde], omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




