De zaak in het kort
In deze juridische kwestie stond het gerechtshof Amsterdam voor de taak om te oordelen over een geschil dat was voortgekomen uit de verkoop van een appartement in Amsterdam. De zaak was in hoger beroep aanhangig gemaakt na een eerder deelarrest op 22 april 2025. De centrale vraag was of de verkoop van het appartement door een gevolmachtigde kleinzoon, [geïntimeerde], namens zijn grootouders, [appellanten], op juiste wijze was geschied. De grootouders voerden aan dat het appartement voor een te laag bedrag was verkocht en eisten een schadevergoeding. Het hof oordeelde echter dat de vordering moest worden afgewezen wegens een gebrek aan voldoende onderbouwing van het causaal verband tussen de gestelde schade en de verkooppraktijken.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met de verkoop van een appartement in Amsterdam, waarbij [geïntimeerde] optrad als gevolmachtigde van zijn grootouders, [appellanten]. Het appartement, een 3-kamerwoning met een oppervlakte van circa 61 m², was oorspronkelijk op de markt gezet met een vraagprijs van € 395.000, maar werd uiteindelijk verkocht voor € 332.500. [appellanten] voerden aan dat zij niet goed over het verkoopproces waren geïnformeerd en claimden dat de verkoopprijs te laag was. Zij stelden dat het appartement in een gewilde buurt lag en dat de marktwaarde hoger lag, zoals ondersteund door de WOZ-waarde en regionale marktgegevens.
Na het deelarrest in april 2025, waarin het hof al enige vraagtekens had geplaatst bij de lage opbrengst, werden verdere inlichtingen ingewonnen. Het hof vroeg om specifieke documenten, waaronder de verkoop- en transportakte en informatie over het verkoopproces van de makelaar. Tijdens de mondelinge behandeling in september 2025, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren, werd duidelijk dat de koper alleen [naam 1] was, en niet [geïntimeerde], zoals eerder gesuggereerd.
De makelaar had eerder geadviseerd om de vraagprijs van het appartement te verlagen wegens de staat van het pand. Dit advies werd opgevolgd, wat uiteindelijk leidde tot de verkoop voor € 332.500. Deze prijsdaling vond plaats in een context waarin het appartement snel verkocht moest worden vanwege de aankoop van een nieuwe woning door [appellanten] die met de verkoopopbrengst gefinancierd moest worden.
De beslissing van de rechtbank
Het hof oordeelde dat het appartement een marktconforme prijs had opgebracht, gegeven de staat van het pand en de noodzaak van een snelle verkoop. Er was geen overtuigend bewijs dat [geïntimeerde] met [naam 1] had samengespannen om de verkoopprijs te verlagen. De makelaar had het verkoopproces inzichtelijk gemaakt, en er was geen bewijs dat een hogere prijs zonder de verlagingen haalbaar was. Bovendien hadden [appellanten] geen overbruggingskrediet afgesloten, waardoor een snelle verkoop noodzakelijk was.
De rechtbank besloot dat er geen causaal verband was aangetoond tussen de informatieverstrekking door [geïntimeerde] en de gestelde schade. De vordering van € 43.700 werd daarom afgewezen. Daarnaast werd een herstelarrest uitgevaardigd om een fout in het eerder deelarrest te corrigeren, waarbij het bedrag dat [geïntimeerde] verschuldigd was, werd aangepast.
Hoewel [geïntimeerde] grotendeels in het ongelijk werd gesteld, werden de kosten niet gecompenseerd vanwege de aard van het geschil. [geïntimeerde] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in beide instanties, maar de kosten van de laatste akte van [appellanten] werden beschouwd als nodeloos gemaakt, omdat deze waren gebaseerd op een misvatting over een verzoek tot herroeping.
In het eindarrest werd bepaald dat [geïntimeerde] € 101.150 aan [appellanten] moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat het arrest uitvoerbaar bij voorraad was. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen, waarmee de zaak werd afgesloten.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




