De zaak in het kort
Het geschil draait om de goedkeuring van de begroting binnen een Vereniging van Eigenaars (VvE) voor het jaar 2023. Een lid van de VvE, aangeduid als [appellante], heeft bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten genomen door de VvE, waaronder de goedkeuring van de jaarrekening van 2022 en de begroting van 2023. [Appellante] verzocht om nietigverklaring of vernietiging van deze besluiten, maar dit verzoek werd afgewezen door zowel de kantonrechter als het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, die enkele andere besluiten al had vernietigd of nietig verklaard. De procedure betrof ook kwestie van de kostenverdeling en reservering voor onderhoud binnen de VvE.
Het verloop van het proces en de feiten
[Appellante] is sinds 2015 lid van de VvE van een appartementsgebouw dat in 1978 bij notariële akte is gesplitst in zeven appartementen. De VvE hanteert het Modelreglement van splitsing van eigendom uit 1973. Er ontstond een dispuut over de goedkeuring van de begroting voor het jaar 2023, waarbij [appellante] in hoger beroep ging na een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kantonrechter had enkele besluiten van de VvE nietig verklaard of vernietigd, zoals het besluit om de jaarrekening van 2022 goed te keuren en een besluit over een invalideparkeerplaats.
In hoger beroep werd het geschil beperkt tot de goedkeuring van de begroting van 2023. [Appellante] stelde dat het besluit nietig was omdat het niet voldeed aan wettelijke eisen voor onderhoudsreservering, met name artikel 5:126 lid 2 BW. De VvE had volgens haar onvoldoende gereserveerd voor onderhoud en herstellingen, en de begroting gaf geen getrouw beeld van de financiële situatie.
Het hof onderzocht de feiten, zoals de geschiedenis van het gebouw en de VvE, en de specifieke bepalingen in de splitsingsakte en het Modelreglement. Het meerjarenonderhoudsplan (MJOP) uit 2019 speelde een cruciale rol in de discussie. Het MJOP was volgens de VvE nog steeds geldig, hoewel het verouderd was, en de VvE had extra bijdragen aan het reservefonds vastgesteld om eventuele tekorten te voorkomen.
De beslissing van de rechtbank
Het hof oordeelde dat de VvE in 2023 voor het reservefonds een bedrag van € 8.010,- had gereserveerd op basis van het MJOP uit 2019, dat nog binnen de wettelijke termijn van vijf jaar viel. Tevens had de VvE een extra dotatie vastgesteld, waardoor de totale reservering op € 29.010,- kwam. Het hof oordeelde dat de VvE hiermee aan de wettelijke eisen voldeed. Er was volgens het hof geen verplichting om 100% van de kosten in het reservefonds te dekken. De VvE had de vrijheid om te kiezen tussen een reservering gebaseerd op de herbouwwaarde of een MJOP.
Het hof verwierp ook de stelling van [appellante] dat het besluit vernietigbaar was wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het hof vond dat de VvE redelijk had gehandeld, gezien de extra dotaties en de toekomstige plannen om de reservering te verhogen. [Appellante] slaagde er niet in te bewijzen dat de waarde van haar appartementsrecht was verminderd door de manier van reserveren door de VvE.
Voor wat betreft de stookkosten, oordeelde het hof dat de VvE de verhoging van de stookkosten redelijk had onderbouwd met energienota’s, en dat de wijze van berekening van het voorschot niet onredelijk was, gezien de onbekende afgenomen hoeveelheid warmte op het moment van begroten.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, veroordeelde [appellante] tot betaling van de proceskosten van de VvE, en verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Het hoger beroep slaagde niet en de verzoeken van [appellante] werden afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.