De zaak in het kort
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan over de verdeling van servicekosten binnen een Vereniging van Eigenaars (VvE) van een woonzorgcomplex. Het geschil draaide om de vraag of de servicekosten gelijkelijk verdeeld mochten worden onder de appartementseigenaren, in afwijking van de breukdelen die in de splitsingsakte van het gebouw zijn vastgelegd. Het hof oordeelde dat deze afwijking van de splitsingsakte nietig was en dat het beroep van een appartementseigenaar op die nietigheid gerechtvaardigd was. De besluiten van de VvE over de goedkeuring van de jaarrekeningen en het verlenen van decharge aan het bestuur werden vernietigd.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon toen [appellant], een eigenaar van een appartementsrecht in het gebouw, bezwaar maakte tegen de manier waarop de VvE de servicekosten verdeelde. Volgens de splitsingsakte zouden deze kosten moeten worden verdeeld naar verhouding van de breukdelen die aan de appartementseigenaren zijn toegekend. Echter, sinds de bewoning van de appartementen in 2001, werden de kosten gelijkelijk verdeeld. Dit leidde tot een discussie binnen de VvE, en in de algemene ledenvergadering (ALV) werden besluiten genomen over de jaarrekeningen van 2020 en 2021 en de conceptbegroting van 2022.
[appellant] diende bij de kantonrechter een verzoek in om deze besluiten nietig te verklaren, omdat ze in strijd waren met de splitsingsakte. De kantonrechter wees dit verzoek af, waarna [appellant] in hoger beroep ging. In het hoger beroep legde hij uit dat de besluiten in strijd waren met de verdeling zoals vastgelegd in de splitsingsakte. De VvE had voorgesteld de splitsingsakte te wijzigen om de gelijkelijke verdeling te formaliseren, maar dit voorstel kreeg niet de benodigde vier vijfde meerderheid van stemmen, waardoor het besluit niet rechtsgeldig was.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep werd vastgesteld dat de breukdelen in de splitsingsakte niet willekeurig waren, maar gebaseerd op factoren zoals de grootte van de appartementen en andere waardevermeerderende omstandigheden. De VvE had geen overtuigende verklaring kunnen geven waarom de breukdelen niet meer zouden moeten gelden.
De beslissing van de rechtbank
Het hof oordeelde dat de besluiten van de ALV van 4 april 2022 over de jaarrekeningen en decharge, evenals de conceptbegroting 2022, nietig waren. Het hof vond dat het beroep van [appellant] op de nietigheid van deze besluiten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar was. Het hof benadrukte dat de splitsingsakte leidend is en dat een wijziging van de verdeling van servicekosten alleen mogelijk is met instemming van een ruime meerderheid van de appartementseigenaren, zoals wettelijk vereist.
De VvE’s argument dat de breukdelen willekeurig waren en dat de servicekosten al 20 jaar gelijkelijk werden verdeeld, vond geen genade bij het hof. Ook het argument dat de grote gemeenschappelijke ruimtes gelijkelijke verdeling rechtvaardigden, werd afgewezen. Het hof stelde dat de breukdelen in de splitsingsakte niet zodanig onverklaarbaar waren dat het aanhouden daarvan onaanvaardbaar zou zijn.
Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en veroordeelde de VvE in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze meteen ten uitvoer kan worden gelegd, zelfs als er cassatieberoep wordt aangetekend bij de Hoge Raad.
Deze zaak benadrukt het belang van het strikt naleven van de bepalingen in een splitsingsakte en de bescherming die de wet biedt aan appartementseigenaren tegen onrechtmatige wijzigingen van dergelijke akten. Het geeft ook aan dat de redelijkheid en billijkheid niet zomaar als argument kunnen worden gebruikt om van wettelijke en contractuele verplichtingen af te wijken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.