De zaak in het kort
In deze zaak hebben de appellanten, eigenaren van een appartement, een geschil met hun Vereniging van Eigenaars (VvE) over de kosten voor het herstel van lekkages die onder andere zijn veroorzaakt door constructiefouten in de patio van hun appartement. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft een verzoek van de appellanten afgewezen om een voorlopige voorziening te treffen die de VvE zou verplichten om de kosten voor herstelwerkzaamheden aan de patio te betalen.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon toen de appellanten hoger beroep instelden tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten en de VvE verschillen van mening over wie verantwoordelijk is voor de kosten van herstel van de patio-constructie in het appartement van de appellanten. De patio-constructie was oorspronkelijk goedgekeurd, maar de VvE heeft later deze toestemming ingetrokken en besloten dat de patio moet worden omgebouwd naar een open loggia, zoals oorspronkelijk goedgekeurd door de gemeente.
De VvE accepteerde wel de verantwoordelijkheid voor de hersteloperatie van de loggia-constructie in de bovenliggende appartementen en besloot een procedure te starten om de kosten te verhalen op de bouwer en projectontwikkelaar. Echter, ze namen geen verantwoordelijkheid voor de gevolgschade aan de patio van de appellanten. De appellanten verzochten in hun verzoekschrift om vernietiging van het VvE-besluit en het verkrijgen van een vervangende machtiging om de patio te herstellen, waarbij de kosten door de VvE zouden moeten worden gedragen.
De kantonrechter oordeelde dat de patio-constructie tot het privégedeelte van het appartement behoort en wees daarom de vorderingen van de appellanten af. De appellanten gingen hiertegen in hoger beroep.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof heeft het verzoek van de appellanten om een voorlopige voorziening afgewezen. Het hof oordeelde dat het verzoek geen voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betreft. Volgens het hof heeft het verlenen van een vervangende machtiging voor de onderhouds-, vernieuwings-, en herstelwerkzaamheden aan de patio-constructie geen voorlopig karakter, omdat het feitelijk een definitieve beslissing zou betekenen over de rechtspositie van de partijen. Het hof beargumenteerde dat het niet gerechtvaardigd is om vooruit te lopen op de hoofdzaak, omdat het verzoek van de appellanten in de hoofdzaak nog niet duidelijk is of het zal worden toegewezen.
Daarnaast heeft het hof overwogen dat toewijzing van het verzoek ingrijpende gevolgen zou hebben voor de VvE, omdat de patio-constructie op de door de appellanten gewenste wijze zou worden hersteld, wat later moeilijk te wijzigen zou zijn. De appellanten hebben onvoldoende aangetoond dat ze niet kunnen wachten op de uitkomst van de hoofdprocedure. Het hof oordeelde ook dat de appellanten niet voldoende hadden onderbouwd waarom ze niet zelf, op eigen kosten, noodmaatregelen konden nemen om hun appartement bewoonbaar te maken terwijl de hoofdzaak nog liep.
Uiteindelijk heeft het hof de appellanten veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de VvE in dit incident en de zaak verwezen naar een volgende datum voor het indienen van een verweerschrift in de hoofdzaak. Iedere verdere beslissing is aangehouden. Deze beslissing benadrukt de noodzaak dat een verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter moet hebben en niet vooruit mag lopen op de kernvraag van de hoofdzaak.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.