De zaak in het kort
In deze zaak behandelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het geschil tussen een man en vrouw over de hoogte van de partneralimentatie na hun echtscheiding. Het hof moet beslissen op de beroepen van beide partijen tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland, die had bepaald dat de man een bedrag van € 2.525,- bruto per maand aan de vrouw moest betalen als partneralimentatie. Beide partijen zijn het niet eens met deze uitspraak: de man vindt dat hij minder zou moeten betalen, terwijl de vrouw vindt dat zij meer zou moeten ontvangen.
Het verloop van het proces en de feiten
De man en vrouw waren sinds 1992 getrouwd en hebben drie inmiddels meerderjarige kinderen. In 2024 heeft de rechtbank Gelderland de echtscheiding uitgesproken, die op 13 januari 2025 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank had tevens bepaald dat de man vanaf deze datum een maandelijkse partneralimentatie van € 2.525,- bruto aan de vrouw moest betalen.
Beide partijen gingen in hoger beroep tegen deze beslissing. De man vroeg het hof om de beslissing van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de vrouw tot partneralimentatie af te wijzen, omdat hij vindt dat zijn draagkracht onvoldoende is om dit bedrag te betalen. De vrouw daarentegen vroeg het hof om de alimentatie te verhogen naar € 3.906,- bruto per maand, omdat zij van mening is dat de vastgestelde alimentatie niet voldoet aan haar behoefte.
Tijdens het huwelijk waren de inkomens van de man en vrouw wisselend. De man had verschillende ondernemingen met variërende inkomsten. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte de behoefte van de vrouw heeft gebaseerd op de gemiddelde inkomsten van de laatste drie jaar van het huwelijk. De vrouw daarentegen wijst erop dat zij een luxe leven gewend waren en dat de hofnorm, die uitgaat van 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen, een correcte maatstaf is voor het bepalen van haar behoefte.
De beslissing van de rechtbank
Het hof hanteert de hofnorm als uitgangspunt voor het bepalen van de behoefte, omdat deze een representatief beeld geeft van de welstand die partijen gewend waren gedurende het huwelijk. Het hof concludeert dat de vrouw een behoefte heeft van € 5.580,- netto per maand in 2025. De vrouw heeft een WGA-uitkering van € 1.834,- netto per maand, waardoor zij nog een aanvullende behoefte heeft aan € 3.746,- netto per maand, wat neerkomt op ongeveer € 6.300,- bruto per maand.
Wat betreft de draagkracht van de man, stelt het hof vast dat de man onvoldoende financiële gegevens heeft overgelegd om aan te tonen dat zijn draagkracht lager is dan door de rechtbank berekend. De man heeft zijn inkomen in 2024 niet voldoende onderbouwd, en het hof gaat daarom uit van de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van € 2.689,13 bruto per maand in 2025.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, die de partneralimentatie op € 2.525,- bruto per maand had vastgesteld, maar indexeert het bedrag naar € 2.689,13 bruto per maand met ingang van 13 januari 2025. Het hof verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af. Zo wordt de man verplicht de volledige draagkracht aan te wenden voor de alimentatie, omdat hij slechts gedeeltelijk in de behoefte van de vrouw kan voorzien.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




