De zaak in het kort
In deze zaak draait het om een conflict tussen [appellante] Vastgoed B.V., gevestigd in Naaldwijk, en de Vereniging van Eigenaars (VvE) Garageboxen aan de [a-straat] in Rotterdam. Het geschil betreft een kelderruimte met garageboxen die geen directe toegang heeft tot de openbare weg. De VvE Garageboxen wil dat er een noodweg wordt aangewezen om toegang te krijgen tot de openbare weg. De rechtbank had in een eerdere uitspraak beslist dat het perceel van [appellante] met de noodweg moest worden belast. Echter, het gerechtshof Den Haag is van oordeel dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de wettelijke bepaling dat het erf van de eigenaren van de appartementen in hetzelfde pand eerst voor belasting met een noodweg in aanmerking komt. Daarom heeft het hof de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe belangenafweging.
Het verloop van het proces en de feiten
Het hoger beroep werd ingediend door [appellante] na een tussenvonnis van de rechtbank Den Haag, waarin werd bepaald dat het perceel van [appellante] met een noodweg zou worden belast. Het gerechtshof ontving verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven van [appellante], en de memorie van antwoord van de VvE Garageboxen. Tijdens een mondelinge behandeling op 11 juli 2024 werden de standpunten van beide partijen toegelicht.
Het appartementencomplex in kwestie, gelegen aan de [b-straat] en [a-straat], bestaat uit twee gebouwdelen en grenst aan een dijk. De kelderruimte, oorspronkelijk bedoeld voor auto-opslag, bevindt zich onder het complex en heeft geen directe toegang tot de openbare weg. In de loop der jaren is het eigendom van het complex en de aangrenzende percelen meerdere keren gewisseld, wat heeft geleid tot juridische splitsingen en de oprichting van verschillende verenigingen van eigenaars.
De VvE Garageboxen startte een juridische procedure om toegang te verkrijgen tot de garageboxen via de gemeenschappelijke ruimte van de [b-straat]. Deze vordering werd echter afgewezen in een eerder kort geding. De VvE Garageboxen vervolgde met een vordering voor het aanwijzen van een noodweg over het perceel van [appellante] als alternatief.
Tijdens het proces kwam naar voren dat de kelderruimte destijds met de begane grond van het gebouw aan de [b-straat] 162-168 één geheel vormde. De rechtbank stelde vast dat voor een behoorlijke exploitatie van de garageboxen toegang tot de openbare weg vereist was, maar oordeelde dat de noodweg via het perceel van [appellante] moest lopen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde aanvankelijk dat de VvE Garageboxen recht had op een noodweg over het perceel van [appellante], omdat de belangenafweging in hun voordeel uitviel. Het hof in Den Haag oordeelde echter dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de wettelijke bepaling die stelt dat het erf van de oorspronkelijke eigenaren als eerste voor belasting met een noodweg in aanmerking komt. Het hof benadrukte dat het perceel van [betrokkene 2] c.s., dat oorspronkelijk toegang bood tot de openbare weg, als eerste in aanmerking komt voor belasting met een noodweg.
Het hof besloot daarom om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe beoordeling, waarbij de wettelijke bepalingen en de belangen van alle betrokken partijen opnieuw moeten worden afgewogen. Daarnaast veroordeelde het hof de VvE Garageboxen in de proceskosten van het hoger beroep, die werden begroot op € 4.709,73.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken betreffende noodwegen en de noodzaak om strikt de wettelijke bepalingen te volgen bij het aanwijzen van dergelijke wegen. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank om met inachtneming van deze richtlijnen opnieuw een beslissing te nemen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.