De zaak in het kort
In deze zaak speelt een conflict tussen een Vereniging van Eigenaars (VvE) en een individuele eigenaar, [appellant], over het herstel van de fundering van een mandelige muur die de panden van beide partijen scheidt. De VvE eiste dat [appellant] zou toestaan dat zij de fundering zouden herstellen en dat hij de helft van de kosten zou dragen. Echter, het gerechtshof Den Haag heeft bepaald dat [appellant] slechts een kwart van de kosten hoeft te betalen, omdat er geen constructief overleg met hem is gevoerd door de VvE voordat de herstelwerkzaamheden werden uitgevoerd.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een hoger beroep dat [appellant] had aangespannen tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam. Dit vonnis had bepaald dat [appellant] de herstelwerkzaamheden aan de fundering van de mandelige muur moest toestaan en de helft van de kosten moest betalen. De VvE had eerder een vergunning aangevraagd en een aannemer, Brefu, ingeschakeld voor het funderingsherstel zonder hierover overleg te plegen met [appellant].
De fundering van de mandelige muur was volgens een rapport uit 2018 in een matige staat, met een handhavingstermijn van 10 tot 15 jaar. Gedurende de procedure werd dit rapport opnieuw beoordeeld, en de handhavingstermijn werd verkort naar 5 tot 15 jaar. Dit leidde tot een geschil over de noodzaak en urgentie van het funderingsherstel.
Het hof onderzocht of er degelijk overleg had plaatsgevonden tussen de VvE en [appellant] omtrent de planning, uitvoering en kosten van het funderingsherstel. Het bleek dat de VvE zonder overleg een vergunning had aangevraagd, een aannemer had ingeschakeld en zelfs huurders had laten verhuizen om de werkzaamheden te kunnen starten. [appellant] kwam bij toeval achter de plannen van de VvE en had op dat moment geen inspraak meer in het proces, wat hij als onredelijk beschouwde.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Den Haag oordeelde dat de VvE inderdaad had verzuimd om in goed overleg te treden met [appellant] over de essentiële aspecten van het funderingsherstel, zoals de keuze van de aannemer, de kostenverdeling en de planning van de werkzaamheden. Daarom werd bepaald dat [appellant] slechts een kwart van de kosten hoefde te betalen, in plaats van de helft. Het hof bekrachtigde het vonnis voor zover het de toestemming voor het funderingsherstel betrof, maar vernietigde het voor wat betreft de betalingsverplichting, die werd verminderd tot €9.520.
Daarnaast wees het hof de vordering van de VvE op grond van ongerechtvaardigde verrijking af, omdat het van mening was dat een hogere bijdrageplicht niet redelijk was gelet op de omstandigheden en het gebrek aan overleg.
In de kostenveroordeling oordeelde het hof dat de VvE in de kosten van de procedure voor de kantonrechter moest worden veroordeeld, omdat zij in strijd had gehandeld met de waarheidsplicht door onvolledig te zijn over het verloop van het contact met [appellant]. De kosten van de hoger beroepen werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.
Het arrest was uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct afdwingbaar is, zelfs als er beroep wordt aangetekend. Deze uitspraak benadrukt het belang van goed overleg en redelijkheid bij geschillen over mandelige zaken, zoals het gezamenlijk eigendom van muren en funderingen, en de noodzaak om daarbij zorgvuldig om te gaan met de belangen van alle betrokken partijen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.