De zaak in het kort
In deze zaak is [appellant] in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) op 19 maart 2025 van toepassing werd verklaard. [appellant] was het niet eens met deze ingangsdatum en verzocht het gerechtshof Den Haag om deze te vervroegen naar 1 juli 2023, de datum van zijn eerste aflossing. Het geschil draaide voornamelijk om de vraag of [appellant] tijdens het minnelijk traject nieuwe schulden heeft gemaakt en of deze schulden aan hem te verwijten zijn, wat een vervroegde ingangsdatum zou kunnen verhinderen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met de uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 19 maart 2025, waarin de WSNP voor [appellant] van kracht werd. [appellant] maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum en stelde dat de schuldsaneringsregeling al eerder had moeten ingaan, namelijk op 1 juli 2023. Deze datum komt overeen met de eerste aflossing die hij had gedaan in het kader van een minnelijk traject van schuldhulpverlening. [appellant] voerde aan dat de schulden die waren ontstaan aan Twinns VvE Beheer, betreffende servicekosten voor drie parkeerplaatsen, niet verwijtbaar waren. Deze parkeerplaatsen konden niet meer worden gebruikt na het instorten van de autolift in de bijbehorende parkeergarage, en waren daardoor onverkoopbaar geworden. Bovendien had de VvE in overleg met haar bestuur de bijdrage jaarlijks afgeboekt, waardoor [appellant] deze nog nooit had voldaan en er ook niet op werd aangesproken.
De bewindvoerder had in een bericht aan het hof aangegeven dat de verplichting om geen nieuwe schulden te maken tijdens het minnelijke traject doorslaggevend was. Hij benadrukte dat als [appellant] niet verwijtbaar nieuwe schulden had gemaakt, hij mogelijk in aanmerking zou komen voor een vervroegde ingangsdatum. Bovendien was de bewindvoerder voornemens om met ING, de hypotheekhouder van de parkeerplaatsen, in contact te treden om te onderzoeken of verkoop onder de huidige omstandigheden mogelijk was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2025, waar [appellant] en zijn advocaat aanwezig waren, lichtte [appellant] zijn standpunten verder toe. Hij betoogde dat het niet in acht nemen van de VvE-bijdrage bij de berekening van het vrij te laten bedrag tijdens het minnelijk traject een fout was. Hierdoor had hij een hogere afloscapaciteit gehad en meer gespaard, wat volgens hem in aanmerking moest worden genomen bij het bepalen van de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Den Haag heeft het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de schuld aan de VvE niet aan [appellant] verweten kon worden, gezien de situatie met de parkeerplaatsen en het feit dat de VvE de bijdragen jaarlijks had afgeboekt. Ook stelde het hof vast dat [appellant] vanaf 1 juli 2023 maximaal had gespaard en zich had ingespannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven, conform de normen voor het minnelijk traject.
De rechtbank Rotterdam had in haar vonnis van 19 maart 2025 geen aanleiding gezien om een eerdere ingangsdatum vast te stellen dan het vonnis zelf. Echter, na beoordeling van alle feiten en omstandigheden besloot het hof de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling te vervroegen naar 1 juli 2023. Daarnaast verlengde het hof de termijn van de schuldsaneringsregeling met zes maanden vanaf de datum van het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] gedurende deze verlenging ontheven is van de verplichting tot afdracht aan de boedel en van zijn inspanningsverplichting.
Het hof benadrukte dat tijdens het minnelijk traject geen nieuwe schulden mochten ontstaan, maar in dit geval achtte het hof de schuld aan de VvE niet verwijtbaar aan [appellant]. Hierdoor was aan de voorwaarden voor een vervroegde ingangsdatum voldaan. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Rotterdam voor wat betreft de ingangsdatum en bepaalde deze op 1 juli 2023.
Concluderend heeft het gerechtshof Den Haag de argumenten van [appellant] gevolgd en zijn verzoek tot het vaststellen van een eerdere ingangsdatum voor de WSNP gehonoreerd. Het hof heeft met deze uitspraak een belangrijk precedent geschapen voor andere zaken waarin de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling ter discussie staat.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.