De zaak in het kort
Het geschil draait om de eigendom van een parkeerplaats in een parkeergarage. De gebruikers van de parkeerplaats, aangeduid als [geïntimeerden], zijn door verkrijgende verjaring eigenaar geworden van de parkeerplaats die zij al sinds 1994 gebruikten. De oorspronkelijke eigenaar heeft zijn eigendomsrechten overgedragen aan [appellante] in 2021, die vervolgens aanspraak maakte op het gebruik van de parkeerplaats. [appellante] heeft de zaak voor de rechtbank gebracht, maar de vordering werd afgewezen. Het gerechtshof Den Haag, dat de zaak in hoger beroep behandelde, kwam tot hetzelfde oordeel als de rechtbank.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon toen [appellante] een dagvaarding indiende op 25 januari 2024, na het vonnis van de rechtbank Rotterdam op 27 december 2023. Het vonnis weigerde de vordering van [appellante], die stelde dat zij recht had op het uitsluitend gebruik van de parkeerplaats. De rechtbank oordeelde dat [geïntimeerden] eigenaar waren geworden door verkrijgende verjaring, omdat zij de parkeerplaats sinds 1994 onafgebroken hadden gebruikt. Tijdens het hoger beroep werden verschillende stukken gepresenteerd, waaronder de memorie van grieven van [appellante] en de memorie van antwoord van [geïntimeerden].
De notariële akte van 1 juli 2021 leverde aan [appellante] het appartementsrecht op de betwiste parkeerplaats. Echter, [geïntimeerden] hadden sinds 1994 al het appartementsrecht dat het uitsluitend gebruik van de parkeerplaats gaf. De akte van splitsing uit 1979 verdeelde het perceel en bepaalde de eigendomsrechten. Verschillende getuigen bevestigden dat [geïntimeerden] de parkeerplaats altijd hadden gebruikt en dat er huisnummerborden hingen die de parkeerplaatsen aan specifieke woningen koppelden.
Tijdens de procedure bij de rechtbank werd ook een splitsingstekening met handmatige aantekeningen besproken, die de feitelijke situatie van de parkeerplaatsen aangaf. Deze tekening was niet in de openbare registers ingeschreven, maar werd door medebewoners gezien als een weergave van de feitelijke situatie.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof Den Haag besliste dat [geïntimeerden] door middel van bevrijdende verjaring eigenaar waren geworden van de betwiste parkeerplaats. De rechtbank had geoordeeld dat [geïntimeerden] gedurende twintig jaar onafgebroken de parkeerplaats hadden gebruikt, wat betekende dat zij de feitelijke macht over de parkeerplaats hadden uitgeoefend. Dit was voldoende om te concluderen dat zij pretendeerden eigenaar te zijn, waardoor de verjaringstermijn werd voltooid.
[appellante] stelde dat [geïntimeerden] onrechtmatig hadden gehandeld door de parkeerplaats te gebruiken zonder toestemming, maar het hof verwierp dit argument. Het hof oordeelde dat [geïntimeerden] geloofden dat de parkeerplaats bij hun woning hoorde, mede vanwege de huisnummerborden die overeenkwamen met hun woningnummer. Verder toonden [geïntimeerden] bereidheid om aan een oplossing mee te werken, zoals het verlenen van een gebruiksrecht aan [appellante], maar de Vereniging van Eigenaars (VvE) stemde niet in met de voorgestelde regeling.
Het hof concludeerde dat [appellante] niet voldoende onderbouwde dat [geïntimeerden] zich niet als eigenaar hadden gedragen. De getuigenverklaringen en de aanwezigheid van huisnummerborden ondersteunden de claim van [geïntimeerden]. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, wat neerkwam op een totaalbedrag van € 2.955,-.
[appellante] had ook gesteld dat het beroep van [geïntimeerden] op bevrijdende verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, omdat zij nu eigenaar waren van twee parkeerplaatsen. Het hof verwierp ook deze stelling, omdat de wet voorschrijft dat verkrijgende verjaring ambtshalve moet worden toegepast en [geïntimeerden] hier geen afstand van konden doen.
Het hof moedigde partijen aan om alsnog tot een oplossing te komen, mogelijk met medewerking van de VvE, zodat [appellante] alsnog een parkeerplaats kan verkrijgen. De uitspraak van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct uitgevoerd kan worden, ongeacht een eventueel cassatieberoep.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.