De zaak in het kort
De juridische kwestie betreft een geschil tussen een koper en verkopers van een woning. De koper, aangeduid als [appellant], heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst om tijdig een bankgarantie te stellen of een waarborgsom te storten. De verkopers, aangeduid als [geïntimeerden], hebben daarop een verklaring voor recht gevorderd dat de koper toerekenbaar tekort is geschoten, naast betaling van de contractuele boete en schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen. In hoger beroep bevestigt het Gerechtshof Den Haag dit oordeel, wijst matiging van de boete af en kent een directe schadevergoeding toe aan de verkopers.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon bij de rechtbank Rotterdam, waar [geïntimeerden] [appellant] hebben gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat [appellant] tekort was geschoten door niet tijdig een bankgarantie te stellen of een waarborgsom te storten, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst. [appellant] had zich beroepen op overmacht wegens zijn voorlopige hechtenis en financiële beperkingen door conservatoire beslagen, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank oordeelde verder dat het beroep op matiging van de boete niet slaagde omdat de schade naar verwachting hoger zou zijn dan de boete.
In hoger beroep, aangespannen door [appellant], werden drie grieven naar voren gebracht. [appellant] betwistte de verwerping van zijn beroep op overmacht, stelde dat de contractuele boete moest worden gematigd en vond het onredelijk dat hij moest opdraaien voor het verschil in verkoopprijs van de woning. [geïntimeerden], op hun beurt, vorderden in incidenteel hoger beroep een schadevergoeding van € 101.230,51, in plaats van verwijzing naar een schadestaatprocedure.
De koopovereenkomst tussen de partijen vermeldde dat [appellant] een bankgarantie of waarborgsom moest stellen ter hoogte van 10% van de koopsom. [appellant] voldeed hier niet aan, zelfs niet na een overeengekomen uitstel. Toen [appellant] ook de alternatieve betalingsafspraken niet nakwam en uiteindelijk in voorlopige hechtenis werd genomen, ontbond [geïntimeerden] de koopovereenkomst en eiste betaling van de contractuele boete.
De beslissing van de rechtbank
Het Gerechtshof concludeerde dat [appellant] toerekenbaar tekort was geschoten en dat zijn beroep op overmacht niet slaagde. Het hof oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant], zoals zijn voorlopige hechtenis en de beslagen, voor zijn eigen risico kwamen en dus geen overmacht vormden. Het hof wees ook het beroep op matiging van de boete af, omdat [appellant] geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die matiging zouden rechtvaardigen. Bovendien werd vastgesteld dat de schade van [geïntimeerden] het bedrag van de boete vermoedelijk overschreed.
Ten aanzien van de schadevergoeding volgde het hof de gewijzigde vordering van [geïntimeerden] en kende een bedrag van € 101.230,51 toe. Deze schadevergoeding omvatte onder andere extra hypotheek- en verkoopkosten, alsook de lagere verkoopprijs van de woning. Het hof vond dat [geïntimeerden] voldoende hadden aangetoond dat zij deze schade hadden geleden als gevolg van de wanprestatie van [appellant].
Het hof veroordeelde [appellant] in de proceskosten zowel van het principaal als het incidenteel hoger beroep. De beslissing van de rechtbank Rotterdam werd gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bekrachtigd. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [appellant] de schadevergoeding en kosten moet betalen ongeacht een eventueel verder beroep. Het hof oordeelde dat [appellant] niet slaagde in zijn hoger beroep en dat hij verantwoordelijk was voor het betalen van zowel de boete als de schadevergoeding aan [geïntimeerden].
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.