De zaak in het kort
De zaak draait om een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende betwistte de hoogte van de vastgestelde waarde van zijn woning en de afwijzing van een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De zaak werd in hoger beroep behandeld door het gerechtshof Den Haag.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 1 januari 2021 werd de waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 507.000 voor het kalenderjaar 2022. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Daarna ging de belanghebbende in beroep bij de rechtbank Den Haag, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afwees.
De belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar zijn informatieplicht schond door geen opbouw van de kavelwaarde, grondstaffel en taxatiekaart met KOUDV- en liggingsfactoren te verstrekken. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van schending van de toezendplicht. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de redelijke termijn weliswaar was overschreden, maar wees het verzoek om schadevergoeding af omdat de vergoeding volgens de algemene voorwaarden van de gemachtigde aan deze laatste zou toekomen.
In hoger beroep werden de volgende vragen aan de orde gesteld: of er sprake was van schending van de toezendverplichting door de heffingsambtenaar en of de belanghebbende recht had op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De belanghebbende stelde dat hij recht had op een vergoeding voor de spanning en frustratie veroorzaakt door de lange duur van de procedure.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof Den Haag oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn toezendverplichting niet had geschonden. De heffingsambtenaar had verklaard geen gebruik te maken van indexeringscijfers en KOUDV- en liggingsfactoren voor de waardebepaling, en dus konden deze gegevens niet worden verstrekt.
Wat betreft de vergoeding van immateriële schade oordeelde het hof dat dit recht niet werd aangetast door het feit dat de belanghebbende ermee had ingestemd dat een eventuele vergoeding aan de gemachtigde zou worden uitbetaald. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de spanning en frustratie die een belanghebbende ervaart door de lange duur van een procedure niet worden weggenomen door de bestemming van de vergoeding. Het hof stelde vast dat de redelijke termijn met minder dan zes maanden was overschreden, en kende een vergoeding van € 500 toe voor immateriële schade.
Ook oordeelde het hof dat de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep moesten worden vastgesteld, maar dat er geen aanleiding was voor een vermenigvuldiging van de proceskostenvergoeding met een factor, zoals voorzien in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, omdat de gemachtigde op basis van “no cure, no pay” optrad.
Als slotsom vernietigde het gerechtshof de uitspraak van de rechtbank Den Haag, maar uitsluitend voor zover deze betrekking had op de beslissing op het verzoek om vergoeding van immateriële schade. Het hof veroordeelde de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een schadevergoeding van € 500 aan de belanghebbende en tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep en het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak geeft inzicht in de beoordeling van de toezendverplichting van de heffingsambtenaar onder de Wet WOZ en de toekenning van vergoedingen voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het benadrukt ook het belang van een zorgvuldige vaststelling van de waarde van onroerende zaken en de procedurele rechten van belanghebbenden in belastingzaken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.



