De zaak in het kort
In deze zaak stond een huurgeschil centraal tussen een huurder, hierna aangeduid als [appellante], en verhuurder Vebra N.V., over de afrekening van servicekosten voor een appartement in een appartementencomplex. Het geschil draaide voornamelijk om de vraag welke verdeelsleutel toegepast moest worden voor de verdeling van deze kosten. [Appellante] was het niet eens met de door Vebra gehanteerde verdeelsleutel, die gebaseerd was op een breukdeel van 25/270, zoals vastgelegd in de splitsingsakte van de Vereniging van Eigenaren (VvE).
Het verloop van het proces en de feiten
[appellante] huurde sinds 1994 een appartement in een complex van 23 woningen. Vebra was sinds 1999 de eigenaar en verhuurder van dit appartement. Naast de huurprijs betaalde [appellante] een vast bedrag voor servicekosten, waaronder stookkosten, onderhoud, en energiekosten. Het geschil ontstond toen Vebra in 2018 stelde dat [appellante] gedurende langere tijd te weinig servicekosten had betaald en een herberekening presenteerde voor de jaren 2016 en 2017. Volgens Vebra bedroegen de servicekosten in 2017 € 2.570,15 per jaar, gebaseerd op een breukdeel van 25/270.
[appellante] betwistte deze berekening, beargumenterend dat zij alleen de daadwerkelijke verbruikskosten verschuldigd was, mede omdat zij door haar beroep als kapitein zes maanden per jaar afwezig was. Ze diende een verzoek in bij de Huurcommissie om de eindafrekening van de servicekosten over 2017 te herzien, wat resulteerde in een lagere vaststelling van € 1.873,91. De Huurcommissie baseerde zich op de VvE’s verdeelsleutel van 25/270 voor de meeste kostenposten, met uitzondering van onderhoudskosten die deels voor rekening van de verhuurder kwamen.
In de rechtbank vorderde [appellante] een verklaring dat Vebra in schuldeisersverzuim verkeerde en dat haar betalingsverplichting voor de servicekosten lager was dan Vebra stelde. Vebra vorderde op haar beurt betaling van achterstallige servicekosten over meerdere jaren. De kantonrechter wees de vorderingen van [appellante] af en kende Vebra gedeeltelijk gelijk, wat leidde tot een hoger beroep door [appellante].
De beslissing van de rechtbank
In hoger beroep handhaafde het Gerechtshof Den Haag de beslissing van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een “overeengekomen” verdeelsleutel tussen [appellante] en Vebra, anders dan de verdeelsleutel van 25/270 die door de VvE gebruikt werd. Het hof vond de toepassing van deze verdeelsleutel redelijk en in overeenstemming met de splitsingsakte en het beleid van de Huurcommissie.
Het hof wees ook het argument van [appellante] af dat de huurcommissie-uitspraak over de servicekosten voor 2016 en 2017 onredelijk was, en dat het appelverbod van art. 7:262 lid 2 BW doorbroken moest worden. [appellante] had voldoende gelegenheid gehad om haar standpunt in de rechtbank te bepleiten, en haar bezwaren tegen de toegepaste verdeelsleutel waren onvoldoende om het appelverbod te doorbreken.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, begroot op € 3.389,-. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct ten uitvoer kan worden gelegd, ondanks eventueel verder beroep.
De zaak benadrukt het belang van duidelijke afspraken over de verdeelsleutel voor servicekosten bij huurcontracten en het belang van tijdige communicatie tussen huurder en verhuurder over dergelijke kostenverdelingen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.