De zaak in het kort
In deze zaak heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch de rechtmatigheid getoetst van de opeenvolgende machtigingen tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen. De moeder van de kinderen was in hoger beroep gegaan tegen de eerdere beslissingen van de kinderrechter, die had bepaald dat de kinderen uit huis geplaatst moesten worden in een pleegzorgvoorziening. De moeder voerde aan dat de situatie thuis was verbeterd sinds de uithuisplaatsing van een ouder kind en dat de uithuisplaatsing van de jongere kinderen onterecht was. Het gerechtshof heeft echter geoordeeld dat de machtigingen tot uithuisplaatsing op goede gronden waren verleend en heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met beschikkingen van de kinderrechter van de rechtbank Limburg, waarin op 3 juli 2024 een machtiging werd verleend voor de uithuisplaatsing van de kinderen in een pleegzorgvoorziening. Deze machtiging werd later gevolgd door spoedmachtigingen op 1 en 20 augustus 2024, die de uithuisplaatsing van de kinderen in een jeugdhulpaccommodatie mogelijk maakten. De moeder kon zich niet vinden in deze beslissingen en ging in hoger beroep, met het verzoek om de eerdere beslissingen te vernietigen en de kinderen terug naar huis te laten komen.
Tijdens het hoger beroep voerde de moeder aan dat de situatie thuis aanzienlijk was verbeterd sinds de uithuisplaatsing van haar oudere zoon. Ze betoogde dat de situatie ten tijde van de beslissingen van de kinderrechter niet meer representatief was voor de huidige thuissituatie. De moeder stelde dat zij nu in staat was om volledig voor de kinderen te zorgen en dat de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) en de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende rekening hadden gehouden met de verbeteringen die hadden plaatsgevonden.
De GI en de Raad voor de Kinderbescherming waren het hier niet mee eens. Zij betwistten dat er sprake was van voldoende verbetering in de thuissituatie en stelden dat er nog steeds sprake was van ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. Er werd aangevoerd dat de moeder en de stiefvader niet in staat waren om de kinderen de nodige zorg en emotionele ondersteuning te bieden, en dat dit niet alleen was veroorzaakt door de aanwezigheid van de oudere zoon.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld op basis van de situatie ten tijde van de beslissingen van de kinderrechter en de gegevens die toen beschikbaar waren. Het hof concludeerde dat de opeenvolgende machtigingen tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd waren. De belangrijkste overwegingen waren dat er ernstige zorgen waren over de veiligheid van de kinderen en de opvoedkundige vaardigheden van de moeder en de stiefvader. Het hof vond dat de ouders niet in staat waren om de kinderen de nodige basale zorg en emotionele steun te bieden. Ook werd er onvoldoende inzicht getoond in de effecten van hun handelen op de kinderen.
Het hof gaf aan dat de situatie rondom de kinderen en de zorgen die er waren niet uitsluitend aan de oudere zoon konden worden toegeschreven. De problemen binnen het gezin waren breder en structureler van aard. Daarnaast was er sprake van een gebrek aan zicht op de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de moeder en de stiefvader, ondanks de betrokkenheid van hulpverleningsinstanties.
Het gerechtshof heeft ook de spoedmachtigingen voor de uithuisplaatsing van de kinderen, die verleend waren omdat er vrees bestond dat de ouders met de kinderen naar België zouden vertrekken, als gerechtvaardigd beoordeeld. Gezien de achtergrond van de ouders en hun banden met België, achtte het hof deze vrees reëel.
Op basis van deze overwegingen heeft het gerechtshof de bestreden beschikkingen bekrachtigd en de grieven van de moeder verworpen. Hierdoor blijven de kinderen uit huis geplaatst, zoals eerder door de kinderrechter bepaald.
Deze uitspraak onderstreept het belang van het waarborgen van de veiligheid en het welzijn van kinderen in situaties waar ernstige zorgen bestaan over hun opvoedingssituatie. Het gerechtshof heeft benadrukt dat, ondanks eventuele verbeteringen in de thuissituatie, de belangen van de kinderen voorop moeten staan en dat ingrijpen noodzakelijk kan zijn wanneer de ouders niet in staat zijn de benodigde zorg te bieden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.