VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieĆ«n
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieĆ«n
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:GHSHE:2025:1409 hoger beroep belastingaangifte sparen en beleggen ongegrond

by VvERechstpraak.nl
29/06/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

De rechtszaak draait om een geschil tussen een belastingplichtige, hierna aangeduid als belanghebbende, en de Belastingdienst over de hoogte van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor het jaar 2017. De belanghebbende was van mening dat het inkomen te hoog was vastgesteld en verzocht om een verlaging van de aanslag. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep aantekende bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hof heeft uiteindelijk het hoger beroep ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 belastingrechtelijk hoger beroep over WOZ-waarde woning

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 kort geding over aanbiedingsverplichting bedrijfsruimte

ECLI:NL:GHARL:2025:1261 gerechtshof onderzoekt ondertoezichtstelling van twee minderjarigen

Het verloop van het proces en de feiten

De inspecteur van de Belastingdienst had de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd. De belanghebbende maakte bezwaar, deels betrokken in een massaal bezwaarprocedure en deels als individueel bezwaar. Het bezwaar werd afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens stelde de belanghebbende hoger beroep in bij het hof, waarop de inspecteur incidenteel hoger beroep instelde, maar dit later introk.

Tijdens de zitting bij het hof op 12 maart 2025, kwam naar voren dat de belanghebbende en haar echtgenoot samen een aanzienlijk vermogen hadden in box 3, met bank- en spaartegoeden, beleggingen en een familiebanklening. De belanghebbende stelde dat haar werkelijk rendement lager was dan het berekende belastbare inkomen uit sparen en beleggen. Ze verzocht om het belastbaar inkomen te verminderen tot het door haar berekende werkelijk rendement. De inspecteur stelde echter dat het belastbaar inkomen correct was vastgesteld.

Het hof vroeg de partijen om te reageren op recente arresten van de Hoge Raad die betrekking hadden op de berekening van werkelijk rendement en het meenemen van ongerealiseerde beleggingsresultaten. De belanghebbende uitte haar onvrede over de richting van de Hoge Raad en stelde dat ongerealiseerde resultaten niet meegenomen zouden moeten worden in de belastingberekening.

De beslissing van de rechtbank.

Het hof oordeelde dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen niet te hoog was vastgesteld. Het hof volgde de jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat zowel gerealiseerde als ongerealiseerde beleggingsresultaten onderdeel zijn van het werkelijk rendement. Omdat het werkelijk rendement hoger bleek dan het forfaitair berekende rendement, werd het verzoek van de belanghebbende om de aanslag te verlagen afgewezen.

Het hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toegekend aan de belanghebbende. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Lees de originele uitspraak hier.

ADVERTISEMENT

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:RBAMS:2025:3579 geschil over stroomkosten in VvE met Bakkerstaete deels toegewezen

Next Post

ECLI:NL:OGEAC:2025:112 VvE-woningbijdrageconflict CuraƧao

Gerelateerde uitspraken>>>

Verjaring in de VvE

ECLI:NL:GHAMS:2025:1786 belastingrechtelijk hoger beroep over WOZ-waarde woning

12/07/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 kort geding over aanbiedingsverplichting bedrijfsruimte

11/07/2025
Verjaring in de VvE

ECLI:NL:GHARL:2025:1261 gerechtshof onderzoekt ondertoezichtstelling van twee minderjarigen

10/07/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieĆ«n
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.