De zaak in het kort
In deze juridische kwestie speelde een conflict tussen de gemeente Helmond en de Vereniging van Eigenaars (VvE) over de eigendom van twee stukken grond rondom een appartementencomplex. De gemeente claimde het eigendom van deze grondstukken door verjaring, kwalificatie als openbare wegen volgens de Wegenwet, of, als alternatief, het verkrijgen van een recht van opstal. De rechtbank had eerder de vorderingen van de gemeente afgewezen. Hiertegen ging de gemeente in hoger beroep, maar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch besloot het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, en de gemeente verloor het hoger beroep.
Het verloop van het proces en de feiten
De gemeente Helmond begon het geschil met de VvE over twee stukken grond in een plaats in Helmond, waarbij de gemeente de eigendom claimde door bevrijdende verjaring. Het betrof grondstukken waarop bestrating, een boom, bankjes en een kunstwerk waren geplaatst door de gemeente. De VvE, samen met twee individuele eigenaars van appartementsrechten, betwistte deze aanspraak.
Het procesverloop omvatte het indienen van een dagvaarding door de gemeente in eerste aanleg bij de rechtbank Oost-Brabant, waar de gemeente primair de eigendom door verjaring claimde, subsidiair dat de grondstukken openbare wegen waren, en ten slotte dat er een recht van opstal was verkregen. De rechtbank wees alle vorderingen af en veroordeelde de gemeente in de proceskosten. In hoger beroep voerde de gemeente vijf grieven aan, maar ook in hoger beroep werden de vorderingen van de gemeente niet gehonoreerd.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft geoordeeld dat de gemeente Helmond niet de vereiste ondubbelzinnige bezitsdaden heeft verricht om door verjaring eigenaar van de grondstukken te worden. De handelingen van de gemeente, zoals het bestraten van de grond en het plaatsen van een boom, werden door het hof niet gezien als voldoende machtsuitoefening om het bezit van de VvE teniet te doen. Het hof vond ook dat de grondstukken geen openbare wegen waren in de zin van de Wegenwet, gezien hun beperkte omvang en het feit dat ze geen functie vervulden voor het afwikkelen van openbaar verkeer. Ten slotte verwierp het hof de claim van de gemeente op een recht van opstal, omdat de handelingen van de gemeente onvoldoende ondubbelzinnig waren om een dergelijk recht te rechtvaardigen.
De uitspraak bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank Oost-Brabant en de gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 3.820. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard met betrekking tot de proceskostenveroordeling. Daarmee kwam er een einde aan de juridische strijd over de eigendomsrechten van de grondstukken in kwestie.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.




