De zaak in het kort
De zaak betreft de benoeming van tijdelijke voogden voor een minderjarige, wiens moeder op Curaçao woont en daardoor niet in staat is om haar gezag adequaat uit te oefenen. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch moest beslissen of de beoogde voogden, die al voor de minderjarige zorgen in Nederland, met tijdelijke voogdij over het kind belast moesten worden.
Het verloop van het proces en de feiten
De minderjarige, geboren in 2021, woont sinds juli 2023 bij de beoogde voogden in Nederland. De moeder, die op Curaçao woont, heeft van rechtswege het gezag over de minderjarige maar is vanwege afstand, taalbarrières en beperkte middelen niet in staat om effectief gezag uit te oefenen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder bij de rechtbank Limburg verzocht om de beoogde voogden met de tijdelijke voogdij te belasten, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De raad ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de procedure in hoger beroep bleek dat de moeder niet van plan is om naar Nederland te verhuizen, waardoor de minderjarige in Nederland zal opgroeien zonder de fysieke nabijheid van een gezagdragende ouder. De raad argumenteerde dat de moeder door praktische beperkingen onvoldoende in staat is om snel de benodigde gezagsbeslissingen te nemen, wat in het nadeel van de minderjarige kan werken. De minderjarige heeft namelijk extra zorg nodig vanwege een spraak- en taalachterstand en KNO-problemen, wat meer gezagsbeslissingen vereist dan gemiddeld.
De raad benadrukte ook dat de beoogde voogden, die door de raad zijn gescreend en geschikt bevonden, in staat zijn om de basisbehoeften van de minderjarige te vervullen en dat zij goed zicht hebben op zijn ontwikkeling. Het hof werd gevraagd om te oordelen op basis van de geest van de Voogdijregeling, die voorziet in voogdij voor minderjarigen die zonder ouders in Nederland verblijven.
De beslissing van de rechtbank.
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch oordeelde dat de moeder tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om haar gezag over de minderjarige uit te oefenen vanwege de grote fysieke afstand, taalbarrières, en praktische beperkingen. Het hof vond dat er sprake is van een gezagsvacuüm, wat de benoeming van tijdelijke voogden noodzakelijk maakte. De beoogde voogden, die al de feitelijke verzorgers en opvoeders van de minderjarige zijn, werden geschikt bevonden om de tijdelijke voogdij op zich te nemen. Het hof vernietigde daarmee de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg en benoemde de beoogde voogden tot tijdelijke voogden over de minderjarige.
Met deze benoeming kunnen de beoogde voogden nu sneller en effectiever de noodzakelijke gezagsbeslissingen nemen, waardoor de minderjarige de benodigde zorg en ondersteuning kan blijven ontvangen. Het hof benadrukte het belang van een situatie waarin de feitelijke verzorgers en opvoeders van een minderjarige in staat zijn om alle noodzakelijke gezagsbeslissingen te nemen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de tijdelijke voogdij meteen van kracht is.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.