De zaak in het kort
De zaak die voor het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch werd behandeld, betreft een geschil tussen een Vereniging van Ondereigenaars (VvE) en [XX] Productions B.V. over de bouwkundige splitsing van een appartement in twee wooneenheden. De VvE betoogde dat deze splitsing in strijd was met de ondersplitsingsakte die een verbod op ondersplitsing van appartementsrechten bevat. De rechtbank Oost-Brabant had eerder geoordeeld dat de bouwkundige aanpassing niet in strijd was met de akte, en de VvE was tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
Het verloop van het proces en de feiten
De VvE vertegenwoordigt de eigenaren van 71 appartementsrechten in een flatgebouw. In de ondersplitsingsakte van 8 januari 2002, die van toepassing is op deze appartementsrechten, is vastgelegd dat eigenaars niet bevoegd zijn om hun appartementsrecht verder te ondersplitsen. Het appartement van [XX] bestaat uit twee verdiepingen en werd door [XX] bij aankoop in twee zelfstandige wooneenheden gesplitst door de interne trap te verwijderen en het trapgat dicht te maken. Beide wooneenheden beschikken over eigen voorzieningen, en de ingangen op beide verdiepingen bestonden al bij de oplevering.
In 2017 verkreeg [XX] van de gemeente toestemming om twee aparte huisnummers te gebruiken voor de wooneenheden. Vanaf 2020 voerde de VvE correspondentie met [XX] over deze situatie, en in februari 2022 werd [XX] gesommeerd om de bouwkundige splitsing ongedaan te maken. [XX] gaf geen gehoor aan deze sommatie, waarop de VvE een rechtszaak aanspande. De rechtbank oordeelde dat de bouwkundige aanpassing niet in strijd was met de ondersplitsingsakte en verwierp de vorderingen van de VvE.
In hoger beroep voerde de VvE drie grieven aan: het argument dat de bouwkundige splitsing in strijd was met de ondersplitsingsakte, dat de splitsing veranderingen inhield in gemeenschappelijke gedeelten waarvoor toestemming vereist was, en dat de VvE ten onrechte veroordeeld was tot proceskosten.
De beslissing van de rechtbank
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch oordeelde dat de bouwkundige splitsing niet in strijd was met het verbod op ondersplitsing zoals vastgelegd in de ondersplitsingsakte. Het hof stelde dat het verbod op ondersplitsing betrekking had op het juridisch splitsen van het appartementsrecht, niet op een bouwkundige aanpassing die geen juridische verandering teweegbracht. Het hof benadrukte dat de feitelijke veranderingen niet leidden tot een ondersplitsing in juridische zin, en dat [XX] haar appartementsrecht niet in strijd gebruikte met de bestemming.
Daarnaast oordeelde het hof dat de veranderingen die [XX] aanbracht geen aanpassingen waren aan gemeenschappelijke gedeelten, omdat de trap en het trapgat binnen het privégedeelte van het appartement vielen. Er was geen toestemming van de VvE vereist, omdat de aanpassingen geen invloed hadden op de gemeenschappelijke gedeelten of de constructie van het gebouw.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de VvE tot betaling van de proceskosten van [XX] in hoger beroep, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die tot een andere beslissing konden leiden. De VvE werd in het ongelijk gesteld en moest de kosten van het hoger beroep en de nakosten betalen. Het arrest werd gewezen door mrs. P.M. Verbeek, H.K.N. Vos en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.