De zaak in het kort
De zaak handelt om een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het Lagunisol Resort in Curaçao en een van haar leden, de gedaagde. De VvE eist betaling van achterstallige bijdragen van de gedaagde, die op zijn beurt de betalingsverplichting betwist op basis van een geschil over het beheer en de besteding van de VvE-gelden. De gedaagde doet een beroep op opschorting van zijn betalingsverplichting. De rechtbank moet zich buigen over de vraag of de opschortingsgrond van de gedaagde gegrond is en of de VvE haar vorderingen kan innen.
Het verloop van het proces en de feiten
Het proces begon met een verzoekschrift van de VvE op 25 oktober 2024, waarna de gedaagde zijn verweer voerde in de conclusie van antwoord. Op 11 november 2024 vond een mondelinge behandeling plaats, en de gedaagde diende nadien aanvullende stukken in. De VvE presenteerde haar pleitnotities, en het vonnis werd op 17 maart 2025 uitgesproken.
De feiten in de zaak zijn als volgt. De gedaagde is eigenaar van een kavel binnen het Lagunisol Resort. De VvE heeft de gedaagde herhaaldelijk aangemaand om een openstaand bedrag van NAf 5.631,25 te betalen, inclusief rente en kosten. Ondanks twee aanmaningsbrieven, met korte betalingstermijnen, heeft de gedaagde hier niet aan voldaan. De VvE vordert nu een totaalbedrag van NAf 6.031,25, rente van 1,5% per maand, maandelijkse bijdragen vanaf november 2024, buitengerechtelijke incassokosten van NAf 750, en de proceskosten.
De VvE baseert haar vordering op de statuten die de gedaagde verplichten bij te dragen aan de kosten en schulden van de vereniging. De gedaagde erkent de betalingsverplichting maar voert aan dat hij zijn betaling opschort omdat hij het niet eens is met de besteding van de VvE-gelden en onvoldoende inspraak ervaart in het bestuur.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank beoordeelt eerst of het opschortingsverzoek van de gedaagde gerechtvaardigd is. De rechter overweegt dat voor een geslaagd beroep op opschorting vereist is dat de VvE haar verplichtingen jegens de gedaagde niet of niet correct nakomt. De rechter concludeert dat hier niet aan is voldaan. De VvE heeft namelijk het recht om afwegingen en keuzes te maken met betrekking tot onderhoud en beheer binnen de vereniging. De algemene vergadering van leden biedt bovendien voldoende gelegenheid voor inspraak.
De rechtbank beslist dat de gedaagde geen recht heeft op opschorting van zijn betalingsverplichting. De vordering van de VvE tot betaling van de achterstallige bijdragen wordt daarom toegewezen. De toekomstige maandelijkse bijdragen tot aan de datum van het vonnis worden ook toegewezen, evenals de rente en de buitengerechtelijke incassokosten van NAf 750.
De gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, die in totaal NAf 1.819,82 bedragen. Deze kosten omvatten griffierecht, oproepingskosten en gemachtigdensalaris. De rechtbank bepaalt verder dat de proceskosten binnen veertien dagen moeten worden voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente in rekening wordt gebracht.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk ten uitvoer kunnen worden gelegd, zelfs als een van de partijen besluit om de beslissing aan een hogere rechter voor te leggen. De uitspraak is gedaan door rechter M.E.B. de Haseth en in het openbaar uitgesproken.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.