De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld over een geschil tussen een inwoner van Amsterdam (eiser) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (verweerder) betreffende de intrekking van een parkeervergunning. De gemeente had de parkeervergunning ingetrokken op basis van de veronderstelling dat eiser beschikte over eigen parkeergelegenheid bij het wooncomplex. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet voldoende heeft bewezen dat eiser daadwerkelijk toegang had tot een stallingsplaats en heeft daarom het beroep van eiser gegrond verklaard.
Het verloop van het proces en de feiten
Eiser woont op een adres in Amsterdam en had jarenlang een parkeervergunning. Verweerder besloot de parkeervergunning in te trekken omdat er parkeerplekken bij het wooncomplex waren, en eiser volgens hen niet langer aan de voorwaarden voor een parkeervergunning voldeed. Eiser had de mogelijkheid om een formulier in te leveren waarin werd verklaard dat hij geen eigen parkeergelegenheid had, dat moest worden ondertekend door de eigenaar of beheerder van de parkeerplek. Eiser leverde echter een formulier in dat niet aan deze eisen voldeed.
Eiser bestreed de intrekking en diende een e-mail van de Alliantie in als bewijs dat er geen plekken beschikbaar waren in de garage. Verweerder voerde aan dat de e-mail buiten de relevante periode viel en geen rechtsgeldige verklaring was. Tijdens de zitting bij de rechtbank op 24 september 2024 waren zowel eiser, zijn partner, als hun gemachtigden aanwezig.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank moest beoordelen of eiser daadwerkelijk over een eigen stallingsplaats kon beschikken. De rechtbank stelde vast dat de gemeente de intrekking van de parkeervergunning baseerde op algemene informatie over het wooncomplex, die niet aantoonde dat eiser op het moment van het bestreden besluit een stallingsplaats had. Verweerder had derhalve niet voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat eiser over een stallingsplaats kon beschikken.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende grond had om de vergunning in te trekken. De e-mail van de Alliantie, hoewel niet binnen de relevante periode, toonde aan dat er op een later moment geen parkeerplekken beschikbaar waren, wat twijfel zaaide over de beschikbaarheid ten tijde van het besluit. Aangezien de gemeente niet aan de bewijslast voldeed, werd het beroep gegrond verklaard en het besluit tot intrekking vernietigd. Verweerder moet nu binnen zes weken een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Daarnaast moet de gemeente het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.