De zaak in het kort
In deze zaak hebben twee Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) de gemeente Amsterdam aansprakelijk gesteld voor wateroverlast in de kruipruimten van hun panden, die volgens hen het gevolg was van herinrichtingswerkzaamheden in hun straat. De VvE’s voerden aan dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door een verkeerd afschot aan te leggen, slecht onderhoud aan de kolken te plegen en de infiltratie-openingen van de bestrating te vergroten, waardoor regenwater in hun panden stroomde. Ze vorderden schadevergoeding voor de geleden schade. De rechtbank moest beoordelen of de gemeente onrechtmatig had gehandeld en verantwoordelijk was voor de schade.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met dagvaardingen van de VvE’s in maart 2024. Zij stelden dat de gemeente bij de herinrichting van de straat in 2019 onzorgvuldig had gehandeld. Hierbij zou een afschot zijn ontstaan richting hun panden, waardoor regenwater naar hun gevels stroomde. Bovendien zou een gebrekkig onderhoud van de kolken en een toegenomen oppervlak van infiltratie-open voegen in de bestrating hebben bijgedragen aan de wateroverlast. In januari 2021 ontving de gemeente meldingen van wateroverlast, waarna zij onderzoek liet uitvoeren door Waternet en expertisebureau McLarens BV. In augustus 2021 bracht McLarens een rapport uit, waarin werd geconcludeerd dat de panden lager lagen dan de rest van de straat en dat het afschot minimaal was.
In september 2022 werd het trottoir opnieuw bestraat na werkzaamheden door Liander, waarna de wateroverlast ophield. De VvE’s schakelden later TOP Expertise BV in voor een aanvullend onderzoek, dat in maart 2023 werd afgerond. TOP Expertise concludeerde dat het regenwater vanaf het trottoir door infiltratie in de kruipruimten van de panden terechtkwam. Ze stelden ook dat de kolken niet goed onderhouden waren en dat de verandering van bestrating had geleid tot een toegenomen infiltratie van water.
De gemeente betwistte de vorderingen en stelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen of een causaal verband tussen de werkzaamheden en de wateroverlast. Zij voerde aan dat grondwaterstijging de meest waarschijnlijke oorzaak was en dat de kolken functioneerden zoals bedoeld. Ook stelde de gemeente dat de VvE’s zelf verantwoordelijk waren voor voldoende ventilatie in de kruipruimten om schade te voorkomen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. Het was niet bewezen dat de herinrichting van de straat een voorzienbaar risico op wateroverlast had gecreëerd. De kolken waren in staat om het regenwater adequaat af te voeren, en er was geen overtuigend bewijs dat de kolken onvoldoende zouden hebben gefunctioneerd door gebrekkig onderhoud. De rechtbank vond ook dat de keuze voor een bestrating met klinkers niet als onzorgvuldig of onrechtmatig kon worden aangemerkt.
Omdat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door de gemeente, wees de rechtbank de vorderingen van de VvE’s af. Als gevolg daarvan werden de VvE’s veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de gemeente. Elk van de VvE’s moest de helft van de totale proceskosten van €7.528,00 betalen, wat neerkwam op €3.764,00 per VvE.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van overheidsaansprakelijkheid in gevallen van vermeende foutieve infrastructuurplanning en de hoge bewijslast die rust op eisers om aan te tonen dat een overheid nalatig heeft gehandeld. De rechtbank vond dat de gemeente voldoende maatregelen had genomen om wateroverlast te voorkomen en dat de klachten van de VvE’s onvoldoende waren onderbouwd om aansprakelijkheid vast te stellen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.