De zaak in het kort
In deze civiele rechtszaak voor de rechtbank Amsterdam wordt de verdeling van kosten tussen twee voormalige echtgenoten behandeld. [eiser] en [gedaagde] waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hadden gezamenlijk verschillende onroerende goederen en schulden. Na de ontbinding van het huwelijk rijst er een geschil over de verdeling van diverse kosten met betrekking tot de gezamenlijke eigendommen en schulden. [eiser] vordert dat [gedaagde] zijn aandeel betaalt in de kosten voor taxatie, energiekosten, aflossing van schulden, VvE-kosten, kinderopvang, en dat [gedaagde] zijn belastingaangiftes overlegt. [gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen en beroept zich onder andere op een finale kwijting en stelt dat hij niet gehouden is tot betaling van bepaalde kosten.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens het huwelijk van [eiser] en [gedaagde] hadden zij gezamenlijk eigendommen: een woning en twee studio’s. Na de scheiding, uitgesproken op 28 juli 2021, waren er afspraken gemaakt over de verdeling van eigendommen en schulden. Deze afspraken werden vastgelegd in een beschikking en een vaststellingsovereenkomst. De woning werd aan [eiser] toebedeeld, terwijl [gedaagde] de studioās kreeg. Ondanks deze afspraken ontstond er onenigheid over de betaling van diverse kosten.
[eiser] heeft de echtelijke woning overgenomen en [gedaagde] de studioās. Echter, [eiser] vordert nu dat [gedaagde] zijn deel van de kosten draagt voor onder andere de taxatie van de woning, energiekosten van de studio, aflossingen bij DEFAM en Interbank, VvE-kosten, en kinderopvangkosten. Daarnaast wil [eiser] dat [gedaagde] zijn belastingaangiftes overlegt met betrekking tot mogelijke teruggaven die gedeeld moeten worden. [gedaagde] verweert zich door te stellen dat de onroerende zaken zijn verdeeld met finale kwijting en dat hij de lasten van deze eigendommen heeft gedragen.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] verplicht is om de helft van de taxatiekosten van de woning aan [eiser] te betalen. Het beroep op finale kwijting door [gedaagde] wordt verworpen, aangezien in de notariƫle akte staat dat eventuele overige vermogensbestanddelen nog moeten worden afgewikkeld. [gedaagde] moet ook de helft van de energiekosten en VvE-kosten voor de studio aan [eiser] betalen, omdat zij samen eigenaar waren en de kosten gelijk moeten worden verdeeld.
Wat betreft de schulden bij DEFAM en Interbank, bepaalt de rechtbank dat [gedaagde] de helft van de aflossingen moet vergoeden die [eiser] heeft betaald. Voor de kinderopvangkosten wordt geoordeeld dat [gedaagde] de helft moet betalen, aangezien beide ouders van de opvang gebruik maakten. Verder moet [gedaagde] zijn belastingaangiftes van de jaren 2019 tot 2021 overleggen, onder dreiging van een dwangsom.
De rechtbank bepaalt ook dat [gedaagde] bepaalde gemeentebelastingen moet vergoeden aan [eiser], afhankelijk van de hoogte van de aanslagen. Het verzoek van [gedaagde] om extra stukken over te leggen wordt afgewezen, omdat hij ruimschoots de tijd heeft gehad om deze te presenteren. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot betaling van wettelijke rente over het totale bedrag dat hij aan [eiser] verschuldigd is. Tevens worden de buitengerechtelijke incassokosten deels toegewezen. De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat ieder zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd, zelfs als [gedaagde] hoger beroep aantekent.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.