De zaak in het kort
In deze zaak draait het om de huurprijs van een woonruimte en de vraag of een huurovereenkomst tussen een verhuurder en een huurder is beëindigd of is voortgezet voor onbepaalde tijd. De verhuurder, [eiser], en de huurder, [gedaagde], hebben een geschil over een all-in huurprijs die door de huurcommissie is uitgesplitst. Daarnaast is er onenigheid over de vraag of het huurcontract na de initieel overeengekomen termijn automatisch is verlengd.
Het verloop van het proces en de feiten
De huurovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] werd aangegaan voor twaalf maanden, van 1 februari 2023 tot en met 31 januari 2024. In de overeenkomst was bepaald dat de huurprijs € 1657 per maand zou bedragen, inclusief servicekosten, maar exclusief nutsvoorzieningen zoals water en elektriciteit. Volgens de overeenkomst zou de huur na de termijn automatisch worden verlengd naar een maandelijkse huur, tenzij een van de partijen schriftelijk anders zou aangeven 45 dagen voor het aflopen van het contract.
In december 2023 informeerde [eiser] [gedaagde] via WeChat dat de huurprijs in 2024 zou worden verhoogd met € 100. [gedaagde] probeerde te onderhandelen over een lagere verhoging en stelde voor om een nieuw contract voor twee jaar te tekenen. Echter, [eiser] stond alleen een jaarcontract toe. Uiteindelijk accepteerde [gedaagde] de huurverhoging, maar gaf aan geen nieuw contract te willen ondertekenen, stellende dat het oude contract zou blijven gelden.
Vervolgens diende [gedaagde] een verzoek in bij de huurcommissie om de huurprijs op te splitsen. De huurcommissie bepaalde dat de huurprijs vanaf 1 juni 2024 gesplitst zou worden in een kale huurprijs van € 911,35 en € 414,25 voor servicekosten.
In een kort geding werd door de kantonrechter geoordeeld dat de huurverhoging van € 100 per maand vanaf 1 februari 2024 geoorloofd was. [eiser] vorderde in de hoofdzaak onder meer een verklaring dat de huurovereenkomst was geëindigd en eiste ontruiming van de woning.
De beslissing van de rechtbank.
De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per 1 februari 2024 voor onbepaalde tijd was voortgezet. Dit kwam voort uit het feit dat de verhuurder geen tijdige opzegging had gedaan en de correspondentie tussen partijen duidde op een voortzetting van het contract. De rechter wees de vorderingen van [eiser] af en stelde [gedaagde] in het gelijk.
De huurcommissie had de all-in huurprijs terecht gesplitst, en de kantonrechter bevestigde dat de huurprijs per 1 juni 2024 bestond uit een kale huur en servicekosten. Omdat [gedaagde] te veel huur had betaald over de maanden juni tot en met november 2024, werd [eiser] veroordeeld tot terugbetaling van € 1.956,60 aan [gedaagde].
Daarnaast werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten, welke werden vastgesteld op € 475,50 voor de conventie en € 204,00 voor de reconventie. Hiermee werd de uitspraak van de huurcommissie in stand gehouden en werd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter wees alle overige of anderszins gevorderde zaken af.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.