De zaak in het kort
In deze zaak draait het om een geschil tussen de verhuurder, [eiser], en de huurder, [gedaagde], over de huurprijs van een woonruimte en de vraag of de huurovereenkomst is geëindigd of voor onbepaalde tijd is voortgezet. De verhuurder wilde de huurprijs verhogen en de huurder wilde de huurprijs en servicekosten gesplitst hebben, wat leidde tot een uitspraak van de huurcommissie. De verhuurder en huurder zijn in conflict over de voortzetting van de huurovereenkomst en de splitsing van de huurprijs na de uitspraak van de huurcommissie.
Het verloop van het proces en de feiten
De zaak begon met een dagvaarding op 26 augustus 2024. De huurder en verhuurder hadden een huurovereenkomst voor de duur van twaalf maanden, die automatisch zou worden verlengd tenzij een van de partijen 45 dagen voor het einde van de termijn schriftelijk aangaf de huur niet voort te zetten. De verhuurder stelde een huurverhoging voor, wat leidde tot een discussie tussen de partijen via WeChat. Er werd geen akkoord bereikt over een nieuw huurcontract voor twee jaar met een lagere verhoging, en de huurder besloot geen nieuw contract te ondertekenen, in de veronderstelling dat het bestaande contract voor onbepaalde tijd was verlengd.
Op 19 maart 2024 diende de huurder een verzoek in bij de huurcommissie om de all-in huurprijs te splitsen in huur en servicekosten. De huurcommissie oordeelde dat de maandelijkse kale huurprijs € 911,35 zou bedragen en het voorschot voor de servicekosten € 414,25 vanaf 1 juni 2024. De kantonrechter gaf in een kort geding een voorlopige voorziening voor een huurverhoging van € 100 per maand vanaf 1 februari 2024.
De verhuurder vorderde een verklaring dat de huurovereenkomst was geëindigd en dat de huurder zonder recht in de woning verbleef, naast betaling van een gebruiksvergoeding en ontruiming van de woning. De huurder voerde hiertegen verweer en diende een tegenvordering in voor vaststelling van de huurprijs en terugbetaling van te veel betaalde huur.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder als professionele verhuurder wordt beschouwd en dat de huurovereenkomst moet worden getoetst aan consumentenrechten. De huurovereenkomst bevatte een all-in prijs voor huur en meubels, zonder dat deze gesplitst waren. De kantonrechter besloot dat de uitspraak van de huurcommissie in stand blijft, waarbij de huurprijs en servicekosten zijn gesplitst. De huurovereenkomst werd geacht te zijn voortgezet voor onbepaalde tijd, omdat de verhuurder niet tijdig het einde van de huurovereenkomst had aangezegd. De overeengekomen huurprijsverhoging was in strijd met de wet, omdat er geen huurprijswijzigingsbeding was opgenomen.
De kantonrechter wees de vorderingen van de verhuurder af en kende de tegenvorderingen van de huurder toe. De verhuurder moet € 1.956,60 aan te veel betaalde huur terugbetalen aan de huurder. De verhuurder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de huurder. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.