De zaak in het kort
In deze zaak doet de rechtbank Amsterdam uitspraak over een verzoek tot herroeping van een eerdere beschikking. De verzoekster, hierna [verzoekster], probeert een beschikking van de kantonrechter van 19 juli 2024 te herroepen. Het verzoek is gericht tegen de Vereniging van Eigenaars (VvE). [Verzoekster] stelt dat de oorspronkelijke beschikking gebaseerd is op bedrog door de VvE en dat er belangrijke stukken achtergehouden zijn die van invloed zouden zijn geweest op het vonnis. De VvE verweert zich tegen het verzoek en stelt dat [verzoekster] niet ontvankelijk is omdat zij tijdens de oorspronkelijke procedure al op de hoogte was van de zogenaamde nieuwe feiten.
Het verloop van het proces en de feiten
[Verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend op 18 oktober 2024, waarin zij herroeping van een beschikking van de kantonrechter vraagt. Ze claimt dat de beschikking van 19 juli 2024 is gebaseerd op bedrog door de VvE en dat er documenten zijn achtergehouden die later aan het licht zijn gekomen. De VvE heeft een verweerschrift ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 18 maart 2025. Tijdens deze zitting werden er aanvullende producties door [verzoekster] gepresenteerd. De betrokken partijen hebben tijdens de zitting hun standpunten verduidelijkt en vragen van de kantonrechter beantwoord.
De kern van [verzoekster]’s argument is dat er geen rechtsgeldig bestuur van de VvE was, wat door de wederpartij zou zijn verzwegen. Ze ondersteunt dit met een email van 3 juli 2024 van Woningstichting Rochdale, waarin wordt aangegeven dat een andere entiteit sinds 1997 als bestuurder zou fungeren. [Verzoekster] beweert dat dit document tijdens de oorspronkelijke rechtszaak achtergehouden was. De VvE betwist dit en voert aan dat [verzoekster] al tijdens de oorspronkelijke procedure op de hoogte was van deze informatie. Daarom zou het verzoek tot herroeping volgens hen niet ontvankelijk zijn.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen. De rechter constateert dat [verzoekster] al vóór de eindbeslissing van de oorspronkelijke procedure op de hoogte was van de inhoud van de email van 3 juli 2024, waarin de beweerde nieuwe informatie stond. Daarmee is er geen sprake van nieuwe feiten die pas na de beschikking bekend zijn geworden. De rechtbank benadrukt dat herroeping een buitengewoon rechtsmiddel is, bedoeld voor situaties waarin er werkelijk sprake is van ernstige inbreuken op de rechtvaardigheid. Omdat [verzoekster] de informatie al kende tijdens de oorspronkelijke procedure, is een beroep op herroeping niet mogelijk.
De rechtbank wijst verder op artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat een vonnis alleen kan worden herroepen op specifieke gronden zoals bedrog of valsheid van stukken die pas na het vonnis zijn erkend. Omdat [verzoekster] deze gronden niet aannemelijk heeft gemaakt, komt haar geen beroep toe op herroeping.
De kantonrechter veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van de VvE, begroot op €610,00. Omdat de VvE haar proceskosten niet heeft gespecificeerd, kan de kantonrechter geen uitspraak doen over de daadwerkelijk gemaakte kosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald.
In conclusie wijst de rechtbank het verzoek van [verzoekster] tot herroeping van de beschikking af en veroordeelt haar in de proceskosten van de VvE. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder herroeping van een beschikking kan plaatsvinden en bevestigt de noodzaak om binnen de termijn van beroep op te komen tegen een beschikking als er al tijdens de procedure kennis was van de feiten waarop het beroep op herroeping is gebaseerd.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.