De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft zich gebogen over een kort geding tussen de eiser, [eiser], en de gedaagde, [gedaagde], in verband met een huurgeschil over een bedrijfsruimte. De eiser verzocht in het kort geding om ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege huurachterstand en ongeoorloofd gebruik van de ruimte. De gedaagde stelde echter een tegenvordering in, waarbij hij aanvoerde dat hij het pand volgens afspraken met de vorige verhuurder als werkplaats mocht gebruiken. De eiser eiste betaling van de huurachterstand en ontruiming, terwijl de gedaagde verzocht om aanpassing van de huurovereenkomst en reparatie van de toegangsdeur.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 31 oktober 2023 gingen [gedaagde] en een bedrijf een huurovereenkomst aan voor een bedrijfsruimte aan de [adres] in Amsterdam, met een huurprijs van € 975,- per maand. De overeenkomst bepaalde dat de ruimte uitsluitend gebruikt mocht worden voor opslag of stalling en verbood het veroorzaken van overlast of het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden. [eiser] werd de eigenaar van het gehuurde in december 2023.
Er ontstond al snel onenigheid over het gebruik van de ruimte. [gedaagde] werd door het bestuur van de VvE aangesproken op overlast door scooters die buiten het gehuurde stonden en het sleutelen aan scooters in de gemeenschappelijke ruimte. Daarnaast waren er klachten over de toegangsdeur, die volgens [gedaagde] niet goed functioneerde. Ondanks een onderzoek door een monteur van [naam C.V.] bleek er geen technisch mankement aan de deur te zijn.
Op 30 september 2024 zei [eiser] de huurovereenkomst op vanwege betalingsachterstanden en het niet-naleven van de bestemmingsbepaling. De opzegging zou ingaan op 1 december 2024, maar [gedaagde] betwistte de opzegging en betaalde vanaf september 2024 geen huur meer. Hij voerde aan dat hij de huur niet betaalde omdat de problemen met de toegangsdeur niet werden opgelost.
De beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de betalingsachterstand van [gedaagde] vanaf september 2024 duidelijk was, omdat hij dit niet had betwist. Ondanks zijn verweer dat er gebreken aan de toegangsdeur waren, bleek uit het bewijs dat er geen technische mankementen waren. Bovendien was [gedaagde] ingevolge de huurovereenkomst zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de deur. De rechtbank vond de betalingsachterstand voldoende reden voor ontruiming en wees de vordering van [eiser] toe, met een termijn van 14 dagen voor ontruiming.
De tegenvordering van [gedaagde] om de huurovereenkomst aan te passen en de toegangsdeur te repareren, werd afgewezen. De rechtbank stelde dat er geen bewijs was voor een afwijkende bestemming van de ruimte zoals door [gedaagde] werd beweerd. Het vermeende Whatsappbericht van de vorige verhuurder was onvoldoende om aan te tonen dat er een andere afspraak bestond dan die in de huurovereenkomst vastgelegd was. Ook de eis van [gedaagde] voor de teruggave van de handzender werd afgewezen, omdat hij zijn exemplaar kwijt was en de eigenaar al een codeschakelaar had geïnstalleerd.
De rechtbank wees de herinnerings- en buitengerechtelijke kosten die [eiser] had gevorderd af, omdat de overgelegde documenten niet als betalingsherinneringen of buitengerechtelijke werkzaamheden konden worden aangemerkt. De proceskosten in conventie werden gecompenseerd, terwijl [gedaagde] in reconventie in de proceskosten werd veroordeeld, welke op nihil werden begroot.
De uitspraak van de rechtbank betekent dat [gedaagde] de bedrijfsruimte binnen twee weken moet ontruimen en de openstaande huur en kosten moet betalen, terwijl zijn tegenvorderingen zijn afgewezen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.