De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam behandelde een geschil tussen twee partijen, hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd, over een financiële verplichting die voortvloeit uit een koopakte. [eisers] hadden een appartement gekocht van [gedaagde] en volgens de koopovereenkomst zou [gedaagde] verantwoordelijk zijn voor de directe en indirecte kosten van onderhoud aan de kelderbak van het pand. Echter, [gedaagde] betaalde slechts een deel van de kosten die [eisers] aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) moesten voldoen, namelijk € 1.667,- van de € 5.000,-, en weigerde de resterende € 3.333,- te betalen. [gedaagde] voerde aan dat het niet zijn verantwoordelijkheid was om dit bedrag te betalen. De kantonrechter oordeelde echter dat [gedaagde] het volledige bedrag moest betalen en veroordeelde hem tevens tot het betalen van de proceskosten.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 1 mei 2025 vond de mondelinge behandeling van de zaak plaats. De zitting werd geleid door kantonrechter mr. M.V. Ulrici, met ondersteuning van griffier mr. M.E. Zwart da Silva Palma. [eisers] waren persoonlijk aanwezig bij de zitting, terwijl [gedaagde] ervoor koos om digitaal deel te nemen.
Het conflict ontstond na de verkoop van een appartementsrecht, waarbij de kopers, [eisers], een pand van [gedaagde] kochten. In de koopakte werd vastgelegd dat [gedaagde] de kosten zou dragen die direct of indirect verband hielden met onderhoud aan de kelderbak. Echter, nadat de koopakte was ondertekend, ontstond er een geschil over de exacte financiële verplichtingen. [eisers] moesten € 5.000,- in de VvE-kas storten, waarvan een deel reeds door [adres 2] was voldaan voor het daadwerkelijke werk aan de kelderbak. [gedaagde] betaalde slechts een deel en beriep zich op het feit dat de resterende som geen directe onderhoudskosten betrof, maar een bijdrage aan de kasreserve van de VvE.
Het geschil draaide om de interpretatie van de koopakte en de bijbehorende financiële verplichtingen. De kantonrechter moest oordelen of de volledige som van € 5.000,- als onderhoudskosten kon worden beschouwd, en daarmee onder de verantwoordelijkheid van [gedaagde] viel.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat het volledige bedrag van € 5.000,- dat [eisers] aan de VvE moesten betalen, wel degelijk als (in)directe kosten voor het onderhoud aan de kelderbak moest worden beschouwd. De uitleg van de koopakte moest niet strikt taalkundig worden benaderd, maar vanuit de redelijkheid en de verwachtingen die partijen redelijkerwijs van elkaar mochten hebben.
De rechter stelde vast dat, indien [adres 2] niet zelf de kosten had voorgeschoten, de VvE deze kosten zou hebben gedragen en verdeeld over de eigenaren. In dat geval zouden [adres 2] en de andere eigenaren naar rato aan de kosten hebben bijgedragen. De huidige constructie, waarbij een deel van de kosten via de VvE-kas werd gereguleerd, deed daar niets aan af. Hierdoor werd geconcludeerd dat [gedaagde] de resterende € 3.333,- moest betalen.
Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan de zijde van [eisers], die werden begroot op € 402,45. Dit bedrag bestond uit de kosten voor dagvaarding en griffierecht. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] het bedrag direct moet voldoen, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen.
De mondelinge uitspraak van de rechter werd op 1 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier openbaar uitgesproken. Het oordeel van de kantonrechter benadrukte de betekenis van redelijkheid en de verwachtingen van partijen in het interpreteren van contractuele verplichtingen, met als resultaat dat [gedaagde] financieel aansprakelijk werd geacht voor de volledige kosten van het kelderbakonderhoud zoals overeengekomen in de koopakte.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.