De zaak in het kort
In een geschil voor de rechtbank Amsterdam stonden [eisers] en [gedaagde] tegenover elkaar vanwege een meningsverschil omtrent de betaling van kosten gerelateerd aan het onderhoud van een kelderbak. [eisers] hadden een appartementsrecht gekocht van [gedaagde] en waren in de koopakte overeengekomen dat [gedaagde] de directe en indirecte kosten voor het onderhoud aan de kelderbak zou dragen. Na de aankoop ontstond een geschil over een betaling van € 5.000,- aan de Vereniging van Eigenaren (VvE), waarvan [gedaagde] slechts een deel had betaald. De rechtbank moest beslissen of [gedaagde] de volledige kosten aan [eisers] moest vergoeden.
Het verloop van het proces en de feiten
Op 16 juli 2024 ondertekenden [eisers] en [gedaagde] een koopakte voor een appartementsrecht. Hierin was opgenomen dat [gedaagde] zou instaan voor de kosten gerelateerd aan werkzaamheden aan de kelderbak van het pand. Na de aankoop werd door de VvE besloten dat iedere eigenaar € 5.000,- moest storten in de kas voor een reserve, met uitzondering van de eigenaren van [adres 2], die al eerder € 36.000,- voor het impregneren van de kelderbak hadden betaald. Hierdoor ontstond een verschil van inzicht over wie welke kosten moest dragen.
[eisers] stelden dat het volledige bedrag dat zij aan de VvE moesten betalen, bestond uit directe en indirecte kosten voor het onderhoud van de kelderbak, zoals was overeengekomen in de koopakte. [gedaagde] daarentegen was van mening dat slechts een derde van het bedrag hiermee te maken had en had dienovereenkomstig een bedrag van € 1.667,- aan [eisers] betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 mei 2025 legden beide partijen hun standpunten voor aan de kantonrechter. [eisers] benadrukten dat de volledige storting in de VvE-kas direct of indirect verband hield met het onderhoud van de kelderbak. [gedaagde] hield echter vast aan zijn standpunt dat alleen een deel van de kosten gerelateerd was aan het onderhoud.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de volledige € 5.000,- die [eisers] aan de VvE moesten betalen, onder de directe en indirecte kosten voor het onderhoud van de kelderbak viel. De rechter was van mening dat de partijen redelijkerwijs mochten verwachten dat ook bij een constructie waarbij de kosten niet direct aan [adres 2] werden betaald, maar via de VvE werden afgehandeld, [gedaagde] verantwoordelijk zou zijn voor de volledige kosten.
Bijgevolg werd [gedaagde] veroordeeld om het resterende bedrag van € 3.333,- aan [eisers] te betalen. Daarnaast moest [gedaagde] ook de proceskosten van € 402,45 vergoeden, bestaande uit de kosten voor de dagvaarding en het griffierecht. De uitspraak werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad, wat betekent dat [eisers] het vonnis direct konden uitvoeren, ongeacht een eventueel hoger beroep van [gedaagde].
Deze beslissing weerspiegelt het belang van duidelijke afspraken in een koopakte en de interpretatie van contractuele verplichtingen in de context van redelijkheid en billijkheid. De uitspraak onderstreept ook het belang van een goede voorbereiding en communicatie tussen partijen om dergelijke geschillen in de toekomst te voorkomen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.