VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
VvErechtspraak.nl
Geen resultaten
Bekijk alle resultaten

ECLI:NL:RBAMS:2025:3109 niet-ontvankelijk verzet tegen verstekvonnis in funderingsherstel

by VvERechstpraak.nl
26/06/2025
Reading Time: 2 mins read
A A
0

De zaak in het kort

Op 7 mei 2025 deed de rechtbank Amsterdam uitspraak in een verzetprocedure waarin [eiser 1] en [eiser 2] als appartementseigenaren en leden van de Vereniging van Eigenaars [naam VvE] betrokken waren. Deze procedure draaide om een verstekvonnis dat op 19 juni 2024 werd uitgesproken, waarin [eiser 1] en [eiser 2] waren veroordeeld tot het leveren van een financiële bijdrage aan het funderingsherstel van hun appartementencomplex. De eisers kwamen in verzet tegen dit vonnis, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat het niet tijdig werd ingediend. Hierdoor werd het verstekvonnis bekrachtigd en werden [eiser 1] en [eiser 2] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Gerelateerde uitspraken

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 verplichting verhuurder tot koopaanbieding bedrijfsruimte afgewezen

ECLI:NL:RBZWB:2025:4293 verplichting Kopare voor afbouw vakantiepark bevestigd

ECLI:NL:RBZWB:2025:4293 verplichting tot afbouw recreatiepark en tiny houses

Het verloop van het proces en de feiten

De procedure begon met een dagvaarding van de VvE op 7 mei 2024, waarin een vordering tegen [eiser 1] en [eiser 2] werd ingesteld. Deze vordering betrof de financiële bijdrage die de appartementseigenaren moesten leveren voor het herstel van de fundering van het gebouw. [eiser 1] en [eiser 2] reageerden niet op deze dagvaarding, wat leidde tot een verstekvonnis op 19 juni 2024 waarin zij werden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen door de VvE.

Op 11 oktober 2024 kwamen [eiser 1] en [eiser 2] in verzet tegen het verstekvonnis. Volgens hen waren zij pas op 16 september 2024 op de hoogte geraakt van het vonnis, na de betekening van een proces-verbaal van beslag op 13 september 2024. Zij stelden dat hun verzetdagvaarding binnen vier weken na deze datum was betekend, zoals vereist volgens artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De VvE voerde echter aan dat [eiser 1] en [eiser 2] al eerder op de hoogte waren van het verstekvonnis. Hierbij werd gewezen op een proces-verbaal van executoriaal derdenbeslag dat op 9 juli 2024 in persoon aan [eiser 2] was betekend, en op een telefoongesprek op 5 juli 2024 waarin de deurwaarder [eiser 1] en [eiser 2] op de hoogte bracht van het vonnis en de gevolgen ervan. Ook werd er op 5 juli 2024 een e-mail met het verstekvonnis naar [eiser 1] gestuurd.

De beslissing van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat [eiser 1] en [eiser 2] te laat in verzet waren gekomen. Op basis van de verklaring van de deurwaarder en de betekening van het proces-verbaal van executoriaal derdenbeslag werd vastgesteld dat [eiser 1] en [eiser 2] al op 5 juli 2024 bekend waren met het verstekvonnis. Dit betekende dat de verzetdagvaarding binnen vier weken na deze datum had moeten worden betekend, wat niet was gebeurd, aangezien het verzet pas op 11 oktober 2024 werd ingediend.

Daarom werden [eiser 1] en [eiser 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun verzet, wat betekende dat de inhoudelijke bezwaren tegen het verstekvonnis niet werden behandeld. Het verstekvonnis van 19 juni 2024 werd bekrachtigd en [eiser 1] en [eiser 2] werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de VvE, die werden begroot op € 2.107,00. Deze kostenveroordeling was hoofdelijk, wat inhoudt dat beide eisers verantwoordelijk zijn voor het volledige bedrag, maar als de een betaalt, hoeft de ander dat niet nogmaals te doen.

De uitspraak onderstreept het belang van tijdige actie in juridische procedures en dat het niet tijdig indienen van een verzetdagvaarding kan leiden tot het verlies van de mogelijkheid om een verstekvonnis aan te vechten.

ADVERTISEMENT

Lees de originele uitspraak hier.

Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.

ShareSendSend
Previous Post

ECLI:NL:RBAMS:2025:3139 weigering toestemming dakopbouw appartementsrecht

Next Post

ECLI:NL:RBOVE:2025:3307 omgevingsvergunning zes appartementen Markelo ongegrond

Gerelateerde uitspraken>>>

VvE-Incasso

ECLI:NL:RBGEL:2025:5206 verplichting verhuurder tot koopaanbieding bedrijfsruimte afgewezen

12/07/2025
VvE-Incasso

ECLI:NL:RBZWB:2025:4293 verplichting Kopare voor afbouw vakantiepark bevestigd

11/07/2025
VvE-Incasso

ECLI:NL:RBZWB:2025:4293 verplichting tot afbouw recreatiepark en tiny houses

10/07/2025

VvErechtspraak.nl

  • Contact
  • Over ons

Bezoek ook eens

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.

Geen resultaten
Bekijk alle resultaten
  • VvE beheer
  • VvE-Incasso
  • Aansprakelijkheid bestuur
  • Procesrecht
  • Overlast en hinder
  • Onderhoud
  • Overige categorieën
    • Bestemming van het appartement
    • Diversen
    • Lekkage en andere schade
    • Rechtsgeldigheid VvE besluit
    • Verbouwingen
    • Verduurzaming
    • Verjaring in de VvE
    • Vervangende machtiging
    • Wijzigingen van de splitsingsakte

Alle rechten onder voorbehoud © 2025 VvE Rechtspraak.