De zaak in het kort
In deze strafrechtelijke zaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, stond een minderjarige verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten die zich in de periode van september 2023 tot mei 2024 voordeden. De kern van de zaak betrof de betrokkenheid van de verdachte bij het medeplegen van een ontploffing door het gebruik van zwaar vuurwerk en brandbare vloeistof bij een wooncomplex. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling in twee aparte gevallen, alsmede van diefstal en het bezit van MDMA. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de verdachte schuldig was aan deze strafbare feiten en welke straf passend zou zijn gezien de omstandigheden.
Het verloop van het proces en de feiten
De verdachte, geboren in 2007, werd beschuldigd van vier afzonderlijke strafbare feiten, aangeduid als zaak A, B, C en D. In zaak A was de verdachte betrokken bij een ontploffing die plaatsvond op 10 mei 2024 bij een wooncomplex. Hoewel hij fysiek niet aanwezig was tijdens de uitvoering van het delict, speelde hij een actieve rol door het geven van gedetailleerde instructies via Snapchat aan een medeverdachte en het regelen van een vluchtmogelijkheid. De ontploffing veroorzaakte aanzienlijke materiële schade aan het wooncomplex, maar er waren geen gewonden.
In zaak B op 3 september 2023, werd de verdachte beschuldigd van het mishandelen van een slachtoffer door deze naar de grond te werken, zonder ernstige lichamelijke schade te veroorzaken. De rechtbank achtte dit feit bewezen, hoewel een ander deel van de aanklacht, diefstal, niet bewezen kon worden.
Zaak C, die zich afspeelde op 21 december 2023, betrof een poging tot inbraak waarbij de verdachte en een medeplichtige het slachtoffer mishandelden in diens woning. De rechtbank vond voldoende bewijs voor mishandeling in vereniging, hoewel de poging tot diefstal niet kon worden bewezen.
In zaak D, op 23 april 2024, bekende de verdachte de diefstal van een Gucci pet en het bezit van 42 pillen MDMA. Deze feiten werden door de rechtbank bewezen verklaard.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de meeste ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar het bewijs tekort schoot. Het meest ernstige feit, het medeplegen van de ontploffing bij het wooncomplex, werd door de rechtbank als bewezen beschouwd, ondanks de afwezigheid van de verdachte tijdens de uitvoering. De rechtbank achtte zijn rol in het geven van instructies en het faciliteren van de vlucht cruciaal voor het plegen van het delict.
Voor de mishandelingen werd ook voldoende bewijs gevonden. De rechtbank legde een jeugddetentie van acht maanden op, waarvan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht in mindering zou worden gebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen, maar vond dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend was gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive.
De benadeelde partijen in zaken B en C kregen gedeeltelijk schadevergoeding toegewezen. In zaak B ontving het slachtoffer een bedrag voor materiële schade aan een ketting, terwijl in zaak C zowel materiële als immateriële schadevergoeding werd toegekend, gezien de fysieke en psychische impact op het slachtoffer.
De rechtbank benadrukte de noodzaak van een straf die recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en het feit dat hij weinig verantwoordelijkheid nam voor zijn daden tijdens de zitting. De opgelegde straf diende niet alleen als vergelding, maar ook als waarschuwing voor de verdachte om zijn gedrag te veranderen en verdere strafbare feiten te voorkomen.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.