De zaak in het kort
De zaak betreft een civiele procedure voor de kantonrechter in Amsterdam, waarbij de eiser, handelend onder een bedrijfsnaam, betaling eist voor verrichte werkzaamheden. Deze werkzaamheden waren uitgevoerd naar aanleiding van schade aan een woning door wateroverlast in een gemeenschappelijk deel van het gebouw. De eiser vordert betaling van zowel de vereniging van eigenaars (VvE) als een individuele eigenaar van een appartement binnen de VvE. De centrale vraag in deze zaak is met wie de eiser een overeenkomst heeft gesloten voor de uitgevoerde werkzaamheden en wie verantwoordelijk is voor de betaling van de facturen.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van 6 december 2024, waarin de eiser de VvE en een individuele eigenaar, aangeduid als [gedaagde 2], aansprakelijk stelt voor een bedrag van € 9.932,-. Deze som omvat de kosten van herstelwerkzaamheden die de eiser naar eigen zeggen in opdracht van de VvE heeft uitgevoerd. De VvE heeft inderdaad een deel van de kosten voldaan door een factuur van € 4.297,- te betalen op 17 april 2025, waardoor de resterende vordering € 5.635,- bedraagt.
De eiser voert aan dat beide gedaagden verantwoordelijk zijn voor de betaling, omdat zij een overeenkomst hebben gesloten met zowel de VvE als [gedaagde 2]. De VvE erkent dat zij een overeenkomst met de eiser heeft, maar stelt voor tot een compromis te komen zonder verder verweer te voeren. [gedaagde 2] daarentegen betwist de betalingsverplichting, daarbij aanvoerend dat de VvE verantwoordelijk is voor de betaling van de facturen. Uit de correspondentie tussen de eiser en de VvE zou blijken dat er een overeenkomst is gesloten zonder de betrokkenheid van [gedaagde 2].
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter moet bepalen met wie de eiser een overeenkomst heeft gesloten. De rechter concludeert dat de overeenkomst tot stand is gekomen tussen de eiser en de VvE. Dit oordeel is gebaseerd op de correspondentie tussen de eiser en een bestuurslid van de VvE, waarin de offerte van de eiser is goedgekeurd onder de voorwaarde dat de facturering op naam van de VvE zou staan en door de VvE zou worden betaald. De VvE heeft bovendien al een deel van de facturen betaald, wat bevestigt dat zij de betalingsverplichting erkent.
Wat betreft [gedaagde 2], stelt de kantonrechter vast dat er geen sprake is van een overeenkomst met de eiser. Er is geen opdrachtbevestiging of ondertekende offerte die een betalingsverplichting voor [gedaagde 2] impliceert. De omstandigheid dat de werkzaamheden betrekking hadden op haar woning, betekent niet dat zij automatisch aansprakelijk is voor de kosten.
De rechtbank veroordeelt de VvE tot betaling van de resterende hoofdsom van € 5.635,-, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moet de VvE een bedrag van € 656,75 vergoeden voor buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten van de eiser, begroot op € 1.173,37. [gedaagde 2] wordt vrijgesproken van enige betalingsverplichting en de proceskosten aan haar zijde worden door de eiser vergoed, begroot op € 813,-.
De uitspraak maakt duidelijk dat de VvE verantwoordelijk is voor de betalingsverplichtingen jegens de eiser, terwijl [gedaagde 2] geen enkele contractuele verplichting heeft tot betaling voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter verklaart de onderdelen van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de VvE onmiddellijk aan de betalingsverplichtingen moet voldoen zonder dat hoger beroep eerst hoeft te worden afgewacht.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.