De zaak in het kort
In deze zaak stond de Vereniging van Eigenaars (VvE) tegenover een van haar leden, [gedaagde], wiens vermogen onder bewind staat. De VvE eiste betaling van achterstallige VvE-bijdragen, boetes voor overtredingen van het reglement, en toekomstige maandelijkse bijdragen. Aangezien [gedaagde] onder bewind stond, werd de bewindvoerder als gedaagde partij opgeroepen. De bewindvoerder erkende de vorderingen, maar gaf aan dat [gedaagde] over onvoldoende middelen beschikte om deze te voldoen. De rechtbank wees de vorderingen van de VvE toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van de VvE op 18 maart 2025, waarin zij betaling eiste van de achterstallige VvE-bijdragen en boetes van [gedaagde]. De zaak werd aangespannen tegen de bewindvoerder van [gedaagde] omdat die verantwoordelijk is voor de financiƫn van [gedaagde]. De VvE bestaat uit drie leden, waaronder [gedaagde], en de zaak richtte zich op de financiƫle verplichtingen van [gedaagde] jegens de VvE.
Het ging specifiek om achterstallige maandelijkse VvE-bijdragen van december 2023 tot juni 2025, twee eenmalige bijdragen vastgesteld door de algemene ledenvergadering (ALV), en boetes voor overtredingen van het reglement. Tijdens de procedure bleek dat [gedaagde] deze bijdragen nog niet of niet volledig had betaald. De ALV had eerder besloten dat er boetes opgelegd konden worden bij overtredingen van het reglement, zoals het niet toestaan van inspecties en het niet tijdig repareren van voorzieningen.
Daarnaast eiste de VvE dat [gedaagde] ook de toekomstige maandelijkse bijdragen zou betalen. De bewindvoerder erkende de vorderingen van de VvE, maar gaf aan dat [gedaagde] niet over voldoende financiƫle middelen beschikte om deze te voldoen.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de VvE ontvankelijk was in haar vorderingen en dat de ALV de VvE had gemachtigd om gerechtelijke stappen te ondernemen bij financiële nalatigheid van leden. De kantonrechter wees de vorderingen van de VvE toe voor een totaalbedrag van ⬠6.022,73, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De rechtbank bepaalde dat [gedaagde] de verschuldigde maandelijkse bijdragen en eenmalige bijdragen moest betalen. Er werden ook boetes van ⬠250,- per overtreding toegewezen, omdat [gedaagde] niet had voldaan aan de reglementaire eisen en waarschuwingen van de VvE. De rechtbank oordeelde verder dat [gedaagde] de toekomstige maandelijkse bijdragen moest blijven betalen zolang het lidmaatschap voortduurde.
De kantonrechter wees erop dat het gebrek aan financiƫle middelen van [gedaagde] geen reden was om de vorderingen af te wijzen. Bovendien had de rechtbank in deze context geen bevoegdheid om de vorderingen te matigen, gezien de geringe hoogte van de boetes.
Tot slot veroordeelde de rechtbank de bewindvoerder van [gedaagde] tot het betalen van de proceskosten, die werden begroot op ⬠1.356,00. De veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ze ook uitgevoerd moeten worden als er hoger beroep wordt ingesteld.
In het vonnis werd expliciet bepaald dat de totale som van de veroordelingen het bedrag van ⬠25.000,- niet mocht overschrijden. De rechtbank vond dat de VvE voldoende belang had bij de veroordeling tot betaling van de toekomstige maandelijkse bijdragen, gezien de reële vrees dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet zou nakomen. De uitspraak werd gepseudonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.