De zaak in het kort
De rechtbank Amsterdam heeft een uitspraak gedaan over bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van verhaalsfrustratie bij de ontruiming van een bedrijfsruimte. De zaak betreft een geschil tussen Rajaz Vastgoed B.V. en de bestuurders van een huurder, [bedrijf] B.V., waarvan de bestuurders [gedaagde 1], [gedaagde 2], en [gedaagde 3] zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] persoonlijk een ernstig verwijt kunnen worden gemaakt vanwege het frustreren van de verhaalsmogelijkheden van Rajaz door de inventaris van het bedrijfspand te laten verdwijnen. Er is echter geen aansprakelijkheid vastgesteld voor andere verweten gedragingen of schade aan de bedrijfsruimte. De rechtbank heeft de schadevergoeding en proceskosten vastgesteld en uitgesproken.
Het verloop van het proces en de feiten
Rajaz Vastgoed B.V., een onderneming die bedrijfsvastgoed verhuurt, kwam in conflict met [bedrijf] B.V., een huurder van een bedrijfspand. [bedrijf] had vanaf juli 2023 een huurachterstand en betaalde uiteindelijk geen huur meer. Dit leidde tot een kort geding waarin de kantonrechter de ontruiming van het pand en betaling van de huurachterstand toekende aan Rajaz. Na de ontruiming in oktober 2023 betaalde [bedrijf] de huurachterstand nog steeds niet, wat Rajaz ertoe bracht om verdere juridische stappen te ondernemen, inclusief het leggen van beslag op de woning van [gedaagde 1].
Rajaz vorderde een schadevergoeding van de bestuurders van [bedrijf], omdat zij van mening was dat de bestuurders, door de inventaris te laten verdwijnen en actief de schulden van [bedrijf] te laten oplopen, de verhaalsmogelijkheden voor Rajaz hadden gefrustreerd. Rajaz stelde dat er sprake was van een persoonlijk ernstig verwijt aan de kant van de bestuurders. [gedaagden] betwistten deze aantijgingen en voerden aan dat zij niet opzettelijk de huurschuld hadden laten oplopen en dat er geen sprake was van verhaalsfrustratie.
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt van verhaalsfrustratie bij de ontruiming van het bedrijfsruimte. De rechtbank baseerde dit oordeel op het feit dat de inventaris van het bedrijfspand, die nog een aanzienlijke waarde vertegenwoordigde, zonder goede reden was weggegeven. Hierdoor was er geen mogelijkheid meer voor Rajaz om haar vordering te verhalen. Dit handelen van de bestuurders werd als zodanig onzorgvuldig beschouwd dat hen daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt.
De rechtbank wees echter de vorderingen af met betrekking tot de andere verweten gedragingen, zoals het aangaan van de huurovereenkomst terwijl men wist dat de verplichtingen niet konden worden nagekomen, en de gestelde schade aan de bedrijfsruimte. Er was onvoldoende bewijs dat deze schade daadwerkelijk was veroorzaakt door de bestuurders, of dat er sprake was van een persoonlijk verwijtbaar handelen.
De schadevergoeding die Rajaz eiste, werd deels toegewezen. De rechtbank bepaalde de schade op € 9.574,96, rekening houdend met het feit dat de betaalde waarborgsom van [bedrijf] niet kon worden verrekend met de door Rajaz gestelde schade aan de bedrijfsruimte. Verder werden de buitengerechtelijke kosten en beslagkosten aan Rajaz toegewezen, zij het deels aangepast naar het wettelijke tarief. De proceskosten werden hoofdelijk toegewezen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 3].
De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, zelfs als er hoger beroep wordt ingesteld. De vordering van [gedaagde 1] in voorwaardelijke reconventie over de opheffing van het conservatoir beslag werd niet behandeld, omdat de voorwaarde daarvoor niet was vervuld.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.