De zaak in het kort
In de zaak van de Vereniging van Eigenaars (VvE) tegen een appartementseigenaar heeft de rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan. De VvE vorderde aanvankelijk betaling van achterstallige VvE-bijdragen, maar na de verkoop van de woning van de eigenaar werd deze schuld met de verkoopopbrengst via de notaris voldaan. De VvE beperkte haar vordering vervolgens tot de proceskosten. De eigenaar was het hier niet mee eens en diende een tegenvordering in voor gedeeltelijke terugbetaling, omdat hij meende dat hij te veel had betaald en de woning voor een te lage prijs was verkocht. De kantonrechter wees zowel de vordering als de tegenvordering af.
Het verloop van het proces en de feiten
De procedure begon met een dagvaarding van de VvE op 9 april 2025. De eigenaar, die in reconventie als eiser optrad, diende een conclusie van antwoord in op 10 juni 2025. Na een mondelinge behandeling op 1 augustus 2025, waarbij partijen hun standpunten verder toelichtten, volgde op 26 juni 2025 een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling werd bepaald.
De eigenaar had een betalingsachterstand bij de VvE, voornamelijk vanwege betwiste stookkosten. Hij ontving teruggaves voor stookkosten over de jaren 2022 en 2023, wat volgens hem aantoonde dat hij structureel te veel betaalde. Ondanks herhaalde verzoeken in 2023 en 2024 om in gesprek te gaan over de hoogte van de maandelijkse VvE-bijdrage en stookkosten, kwam het niet tot overleg. In januari 2025 sommeerde het deurwaarderskantoor van de VvE de eigenaar om een aanzienlijk bedrag aan achterstallige contributies te voldoen.
In juni 2025, na verkoop van de woning, werd de achterstand voldaan via de notaris. De VvE vorderde daarop alleen nog proceskosten, maar de eigenaar vond dat de VvE de kosten nodeloos had veroorzaakt en wilde deze voor rekening van de VvE laten. Hij vond ook dat hij te veel had betaald aan de notaris, omdat de VvE oude stookkosten in het bedrag had opgenomen en de woning voor een te lage prijs was verkocht door de hoge VvE-kosten.
De beslissing van de rechtbank
De kantonrechter oordeelde dat de VvE onnodige proceskosten had veroorzaakt door geen overleg te voeren, terwijl de eigenaar herhaaldelijk had aangedrongen op een gesprek over de VvE-bijdrage en stookkosten. De VvE had kunnen weten dat de woning verkocht zou worden en dat de achterstand via de verkoopopbrengst zou worden verrekend. Daarom wees de rechtbank de vordering van de VvE af en bepaalde dat de proceskosten voor rekening van de VvE blijven.
Wat betreft de tegenvordering van de eigenaar, oordeelde de kantonrechter dat deze niet-ontvankelijk was, omdat deze niet tijdig was ingesteld. Volgens artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een tegenvordering bij de conclusie van antwoord worden ingesteld, wat de eigenaar had nagelaten. Daarnaast was de tegenvordering onvoldoende concreet en duidelijk. De eigenaar had weliswaar verweer gevoerd tegen de initiële vordering, maar een specifieke eis tot (gedeeltelijke) terugbetaling ontbrak. De kantonrechter merkte op dat de eigenaar een afzonderlijke procedure kon instellen voor zijn claim op terugbetaling.
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam besloten dat beide partijen hun vorderingen niet konden waarmaken. De VvE kreeg geen proceskosten toegewezen en de eigenaar kon zijn claim voor terugbetaling niet verder brengen binnen deze procedure. De uitspraak benadrukt het belang van tijdig en duidelijk indienen van tegenvorderingen en laat zien hoe gebrek aan communicatie en overleg tussen partijen tot onnodige juridische procedures kan leiden.
Lees de originele uitspraak hier.
Disclaimer: Deze samenvatting is automatisch gegenereerd en kan daardoor fouten bevatten.
Raadpleeg altijd de originele uitspraak.